Het was een uitdagende uitnodiging om als rooms-katholiek theoloog en pastor te reageren op ‘het tekort van de Reformatie?’. Dat vraagteken stond er niet voor niets. Het ging om een serie colleges aan de Theologische Universiteit Kampen waarin die vraag open en nieuwsgierig centraal stond. In mijn bijdrage zouden dan de sacramenten en het belang ervan centraal moeten staan. Als ik de tekst van mijn korte (video) college nu teruglees, waarin ik aandacht besteed aan de centrale categorieën van de sacramenten theologie zoals gelaagdheid en transparantie en de klassieke definitie – ‘zichtbaar teken van onzichtbare genade’- ‘uitpak’, vallen mij drie punten op die te maken hebben met wat ik ‘oecumenische communicatie’ zou willen noemen. Punten die ik - bewust of onbewust - gehanteerd heb in een betoog dat niet alleen informeren wil, maar ook overtuigen.

Door te beginnen met een tekst uit de Schrift en niet de minste, namelijk het antwoord van Jezus op de vraag welk gebod het belangrijkste is, heb ik mijn toehoorders en gesprekspartners gehonoreerd. Maar meer nog, heb ik een gemeenschappelijke basis aangegeven. De Schrift is de ziel van de theologie zoals het Tweede Vaticaans Concilie dat formuleert. Een gemeenschappelijke basis is een sine qua non voor echte communicatie, ook in de oecumene.

Door aandacht te besteden aan het belang van riten in ons menselijk bestaan, heb ik die basis nog verbreed. Je hoeft niet alle argumenten van Herman de Dijn in Rituelen te delen, om toch zijn centrale stelling te onderschrijven dat wij in een cultuur leven die bepaald wordt door een symbolische orde waarin rituelen een doorslaggevende rol spelen. Die verbreding haalt de discussie over sacramenten uit een te binnenkerkelijk en binnentheologisch discours. Ook belangrijk voor het oecumenisch discours.

Door duidelijk te kiezen voor de visie van het Tweede Vaticaans Concilie op de sacramenten blijf ik trouw aan mijn traditie. Dat is ook een belangrijke voorwaarde voor een oecumenisch gesprek. Maar dat is niet het enige. Het belang van dit Concilie is dat het in tegenstelling tot andere concilies niet defensief van aard is, maar de kritiek vanuit de Reformatie serieus genomen heeft. Dat maakt dit onderdeel van mijn traditie tot een geschikte gesprekspartner. Daarbij komt ook nog dat de receptie van de inzichten van het Concilie nog lang niet afgerond. De uitnodiging om een bijdrage te leveren aan ‘het tekort van de Reformatie?’ was dan ook een onverwachte kans om bij te dragen aan die broodnodige receptie.

Herwi Rikhof