Belijdenis en katholiciteit

Belijdenis en katholiciteit 15 tegenwoordig vertalen als gemeenschap der heiligen, ook vertaald kan worden als gemeenschap van het heilige (lett.: de heilige zaken, d.w.z. de sacramenten). 22 Cultische reinheid is echter niets wanneer de Kerk niet goed voldoet aan de opdracht om (en dat is de tweede betekenis van ‘heilig’) zuiver en zonder zonde (vgl. Ef.1:4, 2 Tim.1:9) te zijn. Die opdracht hoeft de kerk niet geheel op eigen kracht te vervullen: Christus heeft de kerk liefgehad en zich voor haar prijsge- geven om haar te reinigen, haar te reinigen met (doop)water en woorden (van verkondiging) (Ef.5:25–26). 23 Wanneer wij de heiligheid van de kerk belijden, constateren wij dus een feit (aan Gods dienstwerk toegewijd) en belijden wij een opdracht (geroepen tot volmaaktheid), maar ontkennen wij niet de huidige onvolmaaktheid en zelfs zondigheid van de kerk. 24 22 Het Grieks leest hier a(gi/wn koinwni/an , het Latijn communio sanctorum . De in de hoofdtekst genoemde vertaling volgt wanneer men sanctorum leest als genitief van sancta i.p.v. sancti. Dat is niet gezocht; in de vroege kerk werd het vaak zo gelezen, en het is niet onwaarschijnlijk dat dit oorspronke- lijk bedoeld is. De aanwezigheid van de frase communio sanctorum laat zich dan verklaren als een para- faserende uitleg van de frase ‘heilige katholieke kerk,’ die toen men niet langer besefte dat deze niet tot de tekst zelf behoorde, in de tekst is opgenomen. Vóór deze lezing pleit ook dat in de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel op de plaats van de communio sanctorum de unus baptisma , een verwijzing naar het sacrament van de doop, staat. De klassieke argumentatie voor de lezing sancta is die van Werner Elert, Abendmahl und Kirchengemeinschaft in der alten Kirche hauptsachlich des Ostens (Berlin: Lutherisches Verlagshaus, 1974), 166–181. Hij wordt gevolgd door Van Eijk, Teken van aanwezigheid , 193–194; De geloofsbelijdenis van de kerk: Katholieke Katechismus voor volwassenen (Turhout: Brepols, 1986), 304; CKK 960; Ratzinger, Kern , 281–282. Van de alternatieve interpretatie (gemeenschap van de heiligen) is lang gedacht dat deze voor het eerst in de vijfde eeuw te vinden was bij bisschop Faustus, leider van de kerk in Gallië. Hij interpreteert de clausule ‘de gemeenschap der heiligen’ als gericht tegen de volgelingen van Vigilantius, die de heiligenverering afwezen. De toevoeging werd dan vaak gezien als daterend uit vijfde-eeuws Gallië, uit de kringen rond Faustus, en gericht tegen Vigilantius en zijn volgelingen. Zo nog Markus Vinzent, Der Ursprung des Apostolikums im Urteil der kritischen Forschung (Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht, 2006), 185–186. Inmiddels is duidelijk dat deze frase al te vinden is bij Niceta van Remesiana, De symbolo (rond 375). Deze was niet afkomstig uit Gallië, maar uit wat nu Servië heet, en legt sanctorum uit als een genitief van sancti . De hypothese dat de toevoeging tegen Vigilantius is gericht, is daarmee niet meer houdbaar. Toch houdt Kelly, Early Christian Creeds , 388–397 vast aan de betekenis ‘gemeenschap der heiligen,’ omdat dit van de vijfde tot de achtste eeuw de standaarduitleg was. 23 Vgl. John Paul Heil, Ephesians: Empowerment to Walk in Love for the Unity of All in Christ (Atlanta: SBL, 2007), 246. 24 Ratzinger, Kern , 286; vgl. J.F. Lescrauwaet, De wereld is niet alleen: De katholieke geloofsbelijdenis (Averbode: Abdij Averbode, 1977), 98 en Ferdinand de Grijs, Onze Heer: Onderzoekingen in het katho- lieke geloof over Jezus Christus (Nijmegen: Valkhof, 2010), 16–20.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=