Belijdenis en katholiciteit

Belijdenis en katholiciteit 17 eigen taal hoort spreken: ‘wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden ’ (Hand. 2:11). Ook hier niet alleen uitgebreidheid, maar tevens een samenbindend element: de kerk wordt bijeengehouden door Gods grote daden. Dát is wat katholiciteit betekent, van het begin van de kerk af aan. 27 Willen wij nog helderder krijgen wat ‘katholiek’ in het Apostolicum betekent, dan is vooral van belang dat wij ons afvragen wat in de belijdenis van de katholi- citeit van de kerk afgewezen wordt. 28 (1) Afgewezen wordt de gedachte dat ook een kerkgemeenschap die zich richt op een bepaalde regio zonder de gemeenschap met de wereldwijde kerk te bewa- ren, katholiek kan zijn. Cyrillus van Jeruzalem zei in de vierde eeuw in zijn uitleg van de geloofsbelijdenis al: ‘De kerk wordt katholiek genoemd omdat zij over de hele wereld verspreid is, van het ene eind van de aarde tot het andere.’ ( Katechetische lezingen XVIII 23). Elke vorm van scheuring of schisma wordt afgewezen. Zo ook Augustinus, die in zijn Brief XCIII in verband met de strijd tegen de Donatisten stelt dat de kerk katholiek is omdat zij een gemeenschap is die alle volkeren omvat (23). (2) Afgewezen wordt ook de gedachte dat het mogelijk is om je te plaatsen bui- ten de organisatorische structuren van de kerk en toch katholiek te zijn. Reeds Ignatius van Antiochië (†110) hanteert in zijn Brief aan de Smyrnaeërs (VIII) dit criterium, wanneer hij schrijft dat waar de bisschop verschijnt, de gemeente is, evenals waar Christus Jezus is, de katholieke kerk is. Daarna vindt men het gedurende vele eeuwen steeds weer, bijvoorbeeld bij Augustinus, die zegt dat één van de dingen die hem in de katholieke kerk houdt, de opeenvolging van priesters van Petrus tot op de huidige bisschop is. 29 27 Kurt Koch, Die Kirche Gottes: Gemeinschaft im Geheimnis des Glaubens (Augsburg: Sankt Ulrich Verlag), 20; vgl. CKK 830–831. Ook Jaroslav Pelikan, Acts (London: SCM, 2006), 52, schrijft over de katholiciteit van de kerk n.a.v. Hand. 2. De term kaqoliko/j komt in het Nieuwe Testament niet voor; één keer vinden we to kaqo/lou (Hand. 4:18), en dan niet in toepassing op de kerk. 28 Vgl. Voor het nu volgende ook J. Robert Wright, ‘“Catholicity” in the Early Church and in the De- veloping Roman Empire,’ in: Marsha L. Dutton & Emily K. Stucky (eds.), Globalization and Catholicity: Ecumenical Conversations on God’s Abundance and the People’s Need , Beiheft zu IKZ 100 (2010), 75–89; Avery Dulles, The Catholicity of the Church (Oxford: Clarendon: 1985), 13–29; H.P.J. Witte, ‘Orthodoxie en katholiciteit,’ in: Orthodoxie en belevend geloven: Symposium ter ere van het gouden priesterjubileum van Ton Baeten, O. Praem., emeritus-abt van de Norbertijner Abdij te Heeswijk-Dinther (Tilburg: Faculteit The- ologie en Religiewetenschappen, 2006), 25–49; Lawrence Cunningham, An Introduction to Catholicism (Cambridge: CUP, 2009), 1–22 . 29 Augustinus, Contra epistolam Manichaei quam vocant fundamenti IV 5 .

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=