Belijdenis en katholiciteit

Belijdenis en katholiciteit 21 Bij Augustinus speelt echter ook iets anders mee. In dezelfde Brief XCIII noemt hij bijvoorbeeld een geschrift met de naam Aanklacht tegen de katholieke kerk dat door Donatisten bij de keizer werd ingediend (13). 32 ‘Katholiek’ functioneert daar als eigennaam, en dat doet het ook in de wijze waarop Augustinus zelf de katholieke kerk tegenover de Donatistische kerk zet (bijv. 16). Hier wordt het bij- voeglijk naamwoord ‘katholiek’ niet meer gebruikt vanwege zijn betekenis, maar als eigennaam. Eerder al (ca. 347) gebruikt Cyrillus van Jeruzalem ‘katholiek’ als een eigennaam wanneer hij stelt dat als je in een vreemde plaats bent, je niet moet vragen waar de kerk is, want ook sekten noemen zichzelf kerk, maar waar de katholieke kerk is, want ‘katholiek’ is de naam van de ware kerk (XVIII 26). En toen keizer Theodosius in 380 het christendom tot staatsgodsdienst maakte, zei hij in zijn edict expliciet dat zij die het geloof in de drieëne God beleden in gemeenschap met Paus Damasus en bisschop Petrus van Alexandrië, zich mochten tooien met de naam ‘katholieke christenen’ ( christianorum catholicorum nomen ). 33 Maar de bekendste uitspraak waarin ‘katholiek’ als naam fungeert is wel die van Pacianus van Barcelona: : ‘Christen is mijn naam, katholiek mijn bijnaam’ 34 (rond 370). Theologen zijn met het verschijnsel van een descriptieve term die als eigennaam gaat fungeren bekend, want met het woordje ‘God’ is iets soortgelijks aan de hand. Nelson Pike heeft in een zeer verhelderende analyse van het Godsbegrip laten zien …that ‘God’ is a special kind of descriptive expression, viz. , […] a ‘title-phrase’. Grammatically, title phrases are descriptive expressions that often do the work of proper names and that often appear in linguistic environments simi- lar to those associated with proper names. 35 32 Vgl. Augustinus, Contra epistolam Manichaei IV 5. 33 Codex Theodosianus XVI 1.2 ( http://ancientrome.ru/ius/library/codex/theod/liber16.htm , bezocht 4 maart 2013). Merk op dat hoewel ‘katholiek’ hier als naam fungeert, twee van de drie bovengenoemde criteria (organisatie en orthodoxie) hier expliciet worden gehanteerd. 34 ‘Christianus mihi nomen est, Catholicus vero cognomen.’ Epistola I 4 (Migne PL 13, 1055). 35 Nelson Pike, God and Timelessness (Londen: Routledge & Kegan Paul, 1970), 29; vgl. Pike, ‘Omnip- otence and God’s Ability to Sin,’ in: Paul Helm (ed.), Divine Commands and Morality (Oxford 1981), 67–82, i.h.b. 67–68; Luco J. van den Brom, God alomtegenwoordig (Kampen: Kok, 1982), 11–16; Vin- cent Brümmer, Wijsgerige begripsanalyse: Een inleiding voor theologen en andere belangstellenden (Kampen: Kok, 1975), 278–280; Marcel Sarot, God, Passibility and Corporeality (Kampen: Kok Pharos, 1992), 17.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=