Een van de meest boeiende kanten van paus Franciscus is dat hij op allerlei terreinen grenzen doorbreekt, niet alleen op sociaal, maatschappelijk en moreel gebied, maar ook theologisch. Sommigen zeggen dat hij met olifantspoten door de porceleinkast loopt, anderen herkennen er iets in van het nonconformistische optreden van Jezus, wiens representant hij geacht wordt te zijn. Ik zie er signalen in van een katholiciteit, die de traditionele roomse interpretatie van dat begrip openbreekt in de richting van een meer oecumenisch-katholieke, soms zelfs protestantse benadering. Ik wijs op drie dingen die mij in het afgelopen half jaar opvielen.

In zijn toespraak ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het instituut van de bisschoppenconferentie voerde de paus een pleidooi voor een meer collegiaal bestuur van de kerk. Hij wil dat zijn collega-bisschoppen meer invloed krijgen. Daarmee zou de kerk terugkeren naar de gedecentraliseerde cultuur die in de vroege kerk gebruikelijk was (en in de orthodoxe, oud-katholieke en anglicaanse kerken nog gebruikelijk is). Een meer collegiale bestuursvorm zal echter ook gevolgen hebben voor de positie van de paus. Die moet weliswaar de ‘gids’ zijn van de kerk, maar hij mag er niet ‘boven staan’. Hij is gelovige met de gelovigen. ‘De paus’, aldus Franciscus, bevindt zich in de kerk als een gedoopte katholiek onder andere gedoopte katholieken en onder de bisschoppen is hij een bisschop onder de bisschoppen.’ Wat is deze uitspraak van de paus anders dan een bevestiging van het in de oecumenische dialoog gegroeide inzicht dat een ambt in de kerk van Christus altijd op een persoonlijke, maar ook op een collegiale en communale manier gestalte moet krijgen? 

Dat de doop voor paus Franciscus van fundamentele betekenis is voor de oecumene blijkt ook  uit een recente uitspraak tijdens zijn bezoek aan de lutherse gemeente in Rome. Toen een Duitse lutherse vrouw, die getrouwd is met een rooms-katholieke Italiaan hem vroeg wanneer ze nu eindelijk samen met haar man ter communie mocht gaan, verwees de paus niet naar de gangbare theologische obstakels, maar naar de doop: ’Ik vraag mezelf af: hebben we niet dezelfde doop? Als we dezelfde doop hebben, moeten we dan niet samen op weg gaan? Het is niet aan mij om u daartoe toestemming te geven, want het is niet mijn competentie.’ Maar hij citeerde vervolgens wel de apostel Paulus: ‘Eén doop, één Heer, één geloof’ (Efeziërs 4:5), waarna hij besloot met de veelzeggende woorden: ’Spreek tot de Heer en ga verder. Meer durf ik u nu niet te zeggen’. Zegt de paus hier niet tussen de regels door dat de doop het enige
criterium is voor intercommunie? En erkent hij daarmee niet de grote betekenis van de in de oecumene gegroeide visie op de doop als basis van de oecumene?

Een derde grensdoorbrekende uitspraak komt niet direct van de paus zelf, maar van zijn hoftheoloog, de Italiaanse kapucijnermonnik Reiniero Cantalamessa. In zijn preek voor de generale synode van de Kerk van Engeland op 24 november j.l. over Haggai 1:8: ‘Ga naar de bergen, haal hout en herbouw mijn huis‘ herinnerde hij aan de komende viering van 500 jaar Reformatie. Hij noemde het voor heel de kerk van levensbelang dat deze gelegenheid niet verspild wordt door mensen die gevangen blijven in het verleden door het eigen gelijk te halen. Wij moeten opnieuw beginnen bij de persoon van Jezus en teruggaan tot de tijd van de apostelen. Met de apostel Paulus moeten we de gekruisigde Christus verkondigen: Hij is de Heer. Dat is het artikel waarmee de kerk staat en valt. De kerk moet heel de christenheid in staat stellen de vruchten te plukken van de Reformatie, ‘na haar te hebben bevrijd van enkele vervormingen die door de hitte van de strijd en door latere controversen zijn veroorzaakt.’ Als voorbeeld noemde hij de rechtvaardiging door het geloof, een centraal thema in de theologie van Luther. ‘De rechtvaardiging door het geloof behoort door heel de kerk gepreekt te worden,
‘met nog meer ijver dan voorheen’ – niet meer in tegenstelling tot de goede werken (‘die kwestie is inmiddels opgelost’), maar in tegenstelling tot de claim van veel tijdgenoten, ‘dat zij zichzelf kunnen redden dankzij kennis, wetenschap, technologie of hun zelfgemaakte spiritualiteit.’ Verder zei Cantalamessa dat niets belangrijker is dan Christus’ verlangen naar eenheid te vervullen, zoals het evangelie zegt. De Anglicaanse Kerk als brugkerk tussen Rome en de Reformatie heeft daarvoor een speciale verantwoordelijkheid. Wat gebeurt er in deze preek anders dan dat vanuit het Vaticaan een oproep gedaan wordt het centrale thema van de Reformatie vruchtbaar te maken wordt voor ‘de hele kerk’ en daarmee Luthers erfenis te erkennen als voluit katholiek? Al met al, het oecumenisch klimaat mag de laatste jaren guur geworden zijn, op allerlei plekken zijn hoopvolle signalen van katholiciteit waar te nemen, zowel op het protestantse als op het rooms-katholieke erf. Het is voor ieder christen van groot belang die te zien en zich erdoor te laten inspireren!

Hans Kronenburg