HKronenburg250Op het eerste gezicht zou je het niet zeggen, maar het document dat vandaag centraal staat betekent ‘een echte doorbraak voor de oecumenische beweging, een significante bijdrage, niet alleen aan de eenheid van de christenen, maar ook aan de vernieuwing van de bestaande kerken, hier en nu’ (M. Kinnamon).[1]

The Church is een typisch product van de ‘consensus-oecumene’. Je vindt er de sporen in terug van eeuwenoude theologische discussies, maar dat kan niet anders: het is met de zaak gegeven. Consensusoecumene is geen vies woord. De credoteksten van de oude concilies waren ook het resultaat van lange en soms heftige onderhandelingen. Daar is niets mis mee, want het ging wel ergens over! Trouwens, we vinden de sporen van de consensusoecumene al in Handelingen 15….

Het is gemakkelijk om kritiek te hebben op de inhoud van deze covergentietekst – theologentaal, te protestants, te katholiek, te vaag, te abstract – maar liever noem ik u zeven uitdagingen die bij lezing op mij af kwamen en die ik hierbij graag doorspeel naar de kerk waar ik lid van ben: de Protestantse Kerk in Nederland.

Vooraf twee kanttekeningen: (1) mijn verhaal wil gehoord zijn als de reactie van een protestant die naar het rapport kijkt door een katholieke bril (‘katholiek’ zoals omschreven in het Katholiek Appel). (2) niet alle uitdagingen die ik ga noemen zijn direct uit het document af te leiden. Maar ze worden wel als vragen door het document opgeroepen. U kunt ze beschouwen als mijn antwoorden op vragen die het rapport aan mijn kerk voorlegt.

(1) Het doel van de oecumene: zichtbare eenheid (full visible unity) (nr 9)

Het is een oude vraag: wat willen we bereiken in ons zoeken naar eenheid, wat is het uiteindelijke doel? Het rapport is daar duidelijk in:

Deze tekst is uitgewerkt door de Commissie voor Geloof en Kerkorde, die – net als de Wereldraad van Kerken in haar geheel – als doel heeft: het verkondigen van de eenheid van de Kerk van Jezus Christus en de kerken oproepen tot zichtbare eenheid in één geloof en één eucharistische gemeenschap, zoals die tot uitdrukking komt in liturgie en gemeenschappelijk leven, door getuigenis en dienst in de wereld – ‘opdat de wereld gelove’ (inleiding).

Het gaat dus om zichtbare eenheid. Dat staat haaks op de visie zoals die gangbaar is geworden onder veel theologen en gemeenteleden, ook in de PKN. Het zou in de oecumene niet gaan om zichtbare organische c.q. institutionele eenheid (‘de oude oecumene’), maar om ‘spirituele oecumene’ of ‘eenheid in verscheidenheid’. Nu spreekt ook The Church diverse keren over unity en diversity, maar altijd in verband met de zichtbare eenheid van de kerk. En om tot die zichtbare eenheid te komen moet er wel iets gebeuren. Zo lees ik in nr. 9:

Zichtbare eenheid vraagt van de kerken dat zij in staat zijn in elkaar de authentieke aanwezigheid te erkennen van wat de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel noemt de ene heilige, katholieke en apostolische kerk.

Deze erkenning kan op haar beurt in sommige opzichten afhankelijk zijn van veranderingen in leer, praktijk en ambtsopvatting binnen een bepaalde kerkelijke gemeenschap. Dit betekent een significante uitdaging voor de kerken op hun weg naar eenheid (idem).

Wanneer we als kerken belijden te geloven in de ene heilige katholieke en apostolische kerk zal dat ook zichtbaar moeten worden – niet alleen in het gezamenlijk belijden van het apostolisch geloof, maar ook in het sacramentele leven, in een wederzijds erkend ambt, in conciliaire overlegstructuren en in gezamenlijk getuigenis en dienst in de wereld (37). Zo ver zijn we nog lang niet in de oecumene. Het is dan ook veelzeggend dat het hoofdstuk Growing in communion (hfdst 3) – verreweg het langste is van het rapport: daar komen de hete hangijzers ter sprake en de barrières die de zichtbare eenheid in de weg staan.

Het is natuurlijk prachtig dat Hervormden, Gereformeerden en Lutheranen in 2004 samen één kerk hebben gevormd, maar het was niet het eindpunt. Het was nog maar het begin. Het was niet meer dan een familieruzie die opgelost moet worden. Nu gaat het echte werk pas beginnen: het gesprek met de oud-katholieken, de anglicanen, de rooms-katholieken, de orthodoxen en de pentecostals. Pas als het ook met die kerken tot een volledige wederzijdse erkenning komt, is het doel van de oecumene bereikt: volledige zichtbare eenheid – met daarbinnen alle ruimte voor verscheidenheid. Om ons daaraan te herinneren wordt het document The Church op het bordje van de PKN gelegd – opdat we niet op onze oecumenische lauweren gaan rusten!

(2) Maria als model van de kerk (nr 15)

De opstellers van The Church omschrijven de kerk als de gemeenschap (koinonia) van de gedoopten die participeert aan het heil van de Drieënige God. Deze trinitarische verankering van de kerk, zeer geliefd bij de (oosters) orthodoxen, heeft in de hele oecumene grote erkenning gevonden. Het rapport zegt daarover:

Christenen geloven en belijden met het credo dat er een onlosmakelijke verbinding (‘link’) is tussen het werk van God in JC door de H.Geest en de werkelijkheid van de Kerk. Dit is het getuigenis van de Schrift. De oorspromg van de kerk is geworteld (rooted) in het plan van de Drieënige God voor de redding van de mensheid (3).

Dat brede perspectief en die diepe verankering geven mij moed en inspiratie om, ondanks het vaak moedeloos makende kleinmenselijk gedoe, niet weg te lopen, maar in de kerk te blijven en zelfs in de kerk te geloven, zoals de oudste versie van het credo het zegt (A. van de Beek). De kerk is geen club, geen organisatie, ze is van God en behoort Hem toe (13).

Het interessante is nu dat de opstellers, vrijwel meteen nadat ze dit gezegd hebben, de figuur van Maria ter sprake brengen. Met een beroep op een lange reeks bijbelteksten (met name uit Lucas) wordt zij getypeerd als ‘een belangrijk voorbeeld voor allen die de volheid van het leven in de christelijke gemeenschap proberen te verstaan’ (15). Maria staat dan ook model voor de kerk en de individuele gelovige. Deze benadering van Maria is geheel bijbels en speelt een grote rol in nieuwere rooms-katholieke ecclesiologie. Te lang hebben protestanten daar niets mee gedaan. Het wordt tijd dat de PKN in haar Dienstboek ook een feest ter gedachtenis van Maria opneemt – bij voorbeeld het feest van de Annunciatie (25 maart, precies negen maanden voor 25 december, Kerst).

(3) De kerk: sacrament van Gods heilshandelen (nrs 25-27)

Alle kerken zijn het er over eens dat het Gods plan is om alle mensen en heel de schepping samen te brengen onder de heerschappij van Christus. Zij verschillen echter van mening als het gaat om de vraag welke rol de kerk daarin speelt. Voor de meer katholiek georiënteerde christenen heeft de kerk sacramentele betekenis, omdat zij haar zien als de voorlopige realisering van Gods heilsplan. In de kerk wordt al iets zichtbaar van de eenheid van het hele menselijk geslacht. Anderen, de protestantse tak van de oecumene, zijn niet gelukkig met die omschrijving, omdat zij bang zijn dat daarmee de kerk een te prominente plaats inneemt en gevaar loopt tekort te doen aan de distantie tussen God en mens. Maar zij lopen op hun beurt gevaar de kerk te vermenselijken.

The Church stelt nu dat beide partijen ervan overtuigd zijn dat God werkt door middel van de kerk en dat de kerk een effectief teken is van Gods aanwezigheid in de wereld. Zou het daarom niet mogelijk zijn, zo vragen de opstellers, de verschillen in terminologie te beschouwen als complementair? [2] Een terechte vraag, denk ik, waar ik van harte ‘ja’ op zeg. Het zou het zelfverstaan (en het zelfvertrouwen!) van de PKN ten goede komen als zij zich zou kunnen spiegelen aan dit sacramentele kerkbesef, zoals dat ook tot uitdrukking komt in het nieuwe Unity Statement van de WCC:

De kerk is: voorsmaak van de nieuwe schepping; geroepen om voor de hele wereld een teken te zijn van het leven dat God voor allen in petto heeft; en een instrument om het goede nieuws te verspreiden van Gods koninkrijk van gerechtigheid, vrede en liefde.

(4) Het bisschopsambt (nrs 45-47 en 52-56)

Het drievoudig ambt – diaken, presbyter, bisschop – komt ter sprake in het langste (en lastigste) deel van het document, hoofdstuk 3: ‘De kerk groeiend in gemeenschap’. Het is één van de uitdagende obstakels (challenging obstacles, 45 – cursief) op de weg naar de eenheid: een obstakel en een uitdaging tegelijk. In nr 46 wordt gezegd dat steeds meer kerken de grote betekenis van het drievoudig ambt van diaken-priester-bisschop (reeds bij Ignatius van Antiochië te vinden) zijn gaan inzien, terwijl andere er aarzelend of afwijzend tegenover staan. Wat ik jammer vind is dat The Church niet verder komt dan de kerken uit te nodigen tot een consensus te komen ‘over de vraag of het drievoudig ambt onderdeel is van Gods plan voor de realisering van de eenheid zoals Hij die wil – of niet’ (47).

Dat is een aanmerkelijke verzwakking vergeleken met BEM (uit 1982). Werd in BEM de

acceptatie van het drievoudig ambt door alle kerken nog een powerful claim (een krachtige eis) genoemd (BEM-M 25), in The Church is die claim afgezwakt tot een vraag die op het bordje van de kerken gelegd wordt. Toch proef ik achter de tekst een vurig verlangen naar een wereldwijde oecumenische acceptatie van het bisschopsambt. Zo ingewikkeld hoeft dat niet te zijn, denk ik dan. In nr 52 lees ik namelijk dat alle kerken, ook de congregationalistische (Baptisten) en de presbyteriale (PKN), een vorm van episkope kennen, alleen: aan dat opzicht wordt verschillend gestalte gegeven. In dat verband refereert het rapport dan aan wat misschien wel de belangrijkste uitkomst van het oecumenisch debat over het ambt is: dat episkope in de gemeente van Christus altijd persoonlijk, collegiaal en communaal gestalte moet krijgen.

Ondanks het feit dat het eerstgenoemde – het persoonlijke aspect van het ambt – in de PKN volstrekt ontbreekt (zelfs de figuur van de pastor pastorum is onlangs defintitief door de synode afgeschoten!), hoop ik dat mijn kerk dit tekort in haar ambtsopvatting (want dat is het!) ooit nog eens zal erkennen en zal komen tot de aanvaarding van een persoonlijk collegiaal en communaal ingebed bisschopsambt, ter wille van de eenheid en de continuïteit van de kerk, zoals gegroeid in de Vroege Kerk – en: zoals bepleit in het Katholiek Appel.[3]

Eigenlijk moet ik het sterker zeggen: de PKN is ontrouw aan haar grondslag als ze dat niet doet, want één van haar belijdenisgeschriften, de (lutherse) Augsburgse Confessio, gaat er in art 28 (‘Over de wereldlijke macht’) zonder meer van uit dat de kerk bisschoppen heeft – ze mogen alleen geen politieke macht hebben. Maar het bisschopsambt als zodanig heeft de lutherse reformatie nooit verworpen. Het kan dus ook niet door de PKN verworpen worden, die deze lutherse belijdenis in haar kerkorde heeft opgenomen.

(5) Het bisdom als de lokale kerk (nr 32)

Als het bisschopsambt wordt ingevoerd in mijn kerk kunnen we er niet omheen een andere invulling te geven aan het begrip ‘lokale kerk’. Wat wordt er bedoeld met die uitdrukking ‘de lokale kerk’? Vrijwel iedereeen is het er over eens, aldus het rapport, dat de lokale kerk ‘een gemeenschap van gedoopte gelovigen is waar het woord van God wordt verkondigd, het geloof wordt beleden, de sacramenten worden gevierd en de boodschap van het evangelie wordt voorgelefd en doorgegeven in de wereld’ (31). Maar er bestaat verschil van mening over de vraag wat die lokale kerk nu precies is, waar je haar kunt vinden. Protestanten denken bij ‘de lokale kerk’ altijd aan de de plaatselijke gemeente, geleid door de kerkeraad. Wanneer de predikant in de Hervormde gemeente te Vleuten het Woord verkondigt en de sacramenten bedient is daar de kerk van Christus in haar lokale gestalte. In de katholieke traditie echter staat de lokale kerk niet voor de parochie, maar voor het bisdom. Waar de bisschop is, is de kerk (Ignatius van Antiochië). En die kerk bestaat uit 10, 20 of meer parochies. Protestanten kennen ook wel regionale kerkverbanden (classis, synode), maar die zijn kerk in afgeleide zin. ‘Het hart van de PKN klopt in de plaatselijke gemeente’, zo hoor ik vaak roepen.

Het rapport komt jammer genoeg niet veel verder dan deze nogal verschillende invulling van het begrip ‘lokale kerk’ te noemen (32), maar volgens mij is de keiharde consequentie van het invoeren van het bisschopsambt in een protestants kerkmodel, dat de plaatselijke gemeente verbreed wordt tot een bisdom. Regionalisering dus van de plaatselijke gemeente. Nu hebben mensen als Dingemans (De stem van een roepende), Heitink en Dekker (Samen op de goede weg?) daar jaren geleden al voor gepleit – alleen: zij zien daarbij (helaas) geen rol weggelegd voor een bisschop. Ik denk dat hun model hoogst actueel is – mits episcopaal ingevuld. Zeker in een tijd waarin de plaatselijke gemeentes steeds meer verzwakken door gebrek aan menskracht en deskundigheid, in een tijd ook waarin gelovigen zich niet meer in hun eigen dorp of wijk laten opsluiten, zou een episcopale regionalisering met diverse vormen van kerkzijn wel eens de redding van de PKN kunnen zijn.

(6) De Petrusdienst (nrs 55-57)

In het verlengde van de regionalisering doemt de volgende uitdaging al weer op: de aanvaarding van het Petrusambt, of zoals de oud-katholieken zeggen: de Petrusdienst. Iemand die op wereldniveau de kerk vertegenwoordigt en haar stem kan laten horen. In het oecumenisch debat is een universeel ambt ten dienste van de eenheid al lang geen taboe meer. In deze tijd van globalisering zien de meeste kerken daar wel iets in, zeker als dit ambt bekleed wordt door een paus als Franciscus. Het kan een zegen zijn voor de kerk en voor de wereld als op een beslissend moment iemand met gezag namens alle christenen zou kunnen spreken. De vraag is alleen hoe zo’n ‘universeel ambt van christelijke eenheid’ zou moeten worden uitgeoefend. Ook op dit punt bestaat er, aldus The Church, consensus tussen de kerken: allen zijn het erover eens dat een dergelijk persoonlijk ambt zou moeten worden uitgeoefend ‘op een communale en collegiale manier’, in collegialiteit met andere kerkleiders en geworteld in de geloofsgemeenschap. ‘Misschien zijn er nog heel wat pausen nodig om zo ver te komen’, schreef Gerard Rothuizen ooit. ‘En de paus, die het zo ver gebracht heeft? Wel, zou die van ons allen niet mogen blijven?’ [4]

(7) De liturgie als paradigma voor de koinona (nr 67 – conclusie )

Aan het slot van het document, in de Conclusie, wordt – vrij onverwacht – de liturgie genoemd als centraal element in de ecclesiologie:

Er is een groeiende consensus, dat de koinonia als gemeenschap met de Drieënige tot uitdrukking komt in de eenheid van het geloof, de eenheid van de sacramenten en in de eenheid van de dienst aan de wereld. De liturgie, speciaal de viering van de eucharistie, dient als dynamisch paradigma voor de manier waarop deze kononia gestalte kan krijgen in de huidige tijd. In de liturgie ervaart het volk van God in al zijn geledingen de gemeenschap met God en de verbondenheid met christenen van alle tijden en alle plaatsen. Zij komen samen met hun voorganger, verkondigen het goede nieuws, belijden hun geloof, bidden, geven en ontvangen onderricht, zingen de lof van God, ontvangen het Lichaam en Bloed van Christus (met hoofdletters!) en worden uitgezonden in de wereld (67).

Hier schemert iets door van de eucharistische ecclesiologie van de Orthodoxie, waarop ook het Katholiek Appel is gebaseerd: wil je weten wat de kerk is, neem dan deel aan de liturgie van de kerk, waar je ‘avondmaalsgewijs’ leert geloven en leven (W. Barnard). Het lijkt me toe dat de PKN er wijs aan doet de conclusie van The Church hoog in het vaandel te schrijven. Want alleen een kerk die de eucharistie heeft leren verstaan als het paradigma van haar bestaan kan tot heil zijn van de wereld. 

Hans Kronenburg

Utrecht 5 oktober 2013 

Gespreksvragen 

Waarom is het belangrijk de kerk te verankeren in de Drieënige God?
Welke rol speelt Maria in jouw geloofsleven?
Vind je het bisschopsambt belangrijk voor de kerk? Wat zijn de voordelen ervan? En de nadelen?
Zie in de kerk van de toekomst een rol weggelegd voor de paus?
Wat vind je van de conclusie van The Church, dat de eucharistie het paradigma vormt voor de kerkelijke gemeenschap?

-----

[1] M. Kinnamon, ‘What Can the Churches Say Together About the Church’, Ecclesiology 8, 2012, 290. 

[2] zie ook The Church, noot 13.

[3] zie M. Kinnamon, 297. 

[4] G.Th.Rothuizen, Schema 13, Kampen, z.j., 79.