Op 10 november waren we met 75 deelnemers bijeen in de Oude Lutherse Kerk te Amsterdam voor de jaarlijkse ontmoetingsdag. In de ochtendvergadering hield Drs Hendro Munsterman een boeiende en informatieve inleiding over ‘Maria in oecumenisch perspectief’. Historisch was de ontwikkeling zo, dat Maria in het eerste millenium ‘een van ons’ was, maar vervolgens steeds meer boven ons kwam te staan. In de 20e eeuw keert het tij. Sinds Vaticanum II (1963, wordt Maria op grond van een nieuwe oriëntering op de Bijbel en de Vroege Kerk gezien als beeld van de kerk. Deze ontwikkeling is oecumenisch belangrijk, omdat nu ook protestanten zich kunnen voegen in het koor van alle geslachten die Maria zaligprijzen (Lukas 1:48). Er zijn nog wel enkele oecumenische hobbels te nemen, zoals de medewerking van Maria aan het heil, de waardering van buitenbijbelse uitspraken over Maria en het gebed op voorspraak van Maria, maar uit recente dialoogteksten blijkt dat die niet onneembaar zijn. In elk geval hoeven die een oecumenische viering van de Annunciatie (25 maart), zoals voorgesteld door het OFK, niet in de weg te staan. Want juist op dat feest wordt Maria geëerd als het beeld van de kerk en als spiegel van de gelovige.
In de discussie kwamen eerst enkele theologiestudenten van Tilburg University aan het woord. Zij vroegen of er niet veel meer aandacht zou moeten zijn voor Maria als Joodse vrouw en of Lourdes voor Protestanten niet een grote belemmering is. Verder kwamen vragen aan de orde als: is dit nu de visie van de RK Kerk? En waarom er in de Nederlandse oecumene zo weinig aandacht is voor Maria? De inleider noemde een aantal redenen, maar benadrukte dat Maria nooit de aanleiding is geweest tot kerkscheiding.
’s Middags waren er vier workshops: 1. Zingen met, over en tot Maria (met Hanna Rijken en het Vocaal Theologen Ensemble), waarin het Magnificat centraal stond. 2. Vieren met Maria (met ds Herman de Vries), waarin verslag werd gedaan van een viering van de Annunciatie in de Friese plattelandsgemeente Ternaard. 3. De Annunciatie in de kunst (met drs Desiree Krikhaar), waarin aan de hand van afbeeldingen de verschillen in benadering van Maria tussen Oost en West werden belicht. 4. Luther en het Magnificat (met dr Chistoph Burger), waarin Luthers uitleg van het Magnificat werd besproken: Maria prijst God omdat Hij naar haar heeft omgezien, juist in haar ‘lage staat’.
De dag werd besloten met de viering van de vespers, waarin voorgingen ds Idelette Otten en ds Henk Gols, en waarin de organist Sebastiaan ’t Hart en het Vocaal Theologen Ensemble o.l.v. Hanna Rijken ons voorgingen in de lofzang. Alle teksten, ook die van de workshops, zullen worden afgedrukt in het komende nummer van het digitale tijdschrift Perspectief van de Katholieke Vereniging voor Oecumene (maart 2016), te vinden op www.oecumene.nl.
Lees ook het artikel van Barend Kamphuis, ‘Maria is een feestdag waard’, in het Nederlands Dagblad van 16 oktober 2015.
Inmiddels is een werkgroep van OFK-leden begonnen aan de uitwerking van het voorstel voor een oecumenische viering van de Annunciatie – zo mogelijk voor het eerst te houden in het Lutherjaar 2017, op zaterdag 25 maart, aan de vooravond van zondag Laetare.
Rond het document The Church, towards a common vision (Faith and Order Paper 2014) werden na de publicatie in 2013 in Nederland diverse oecumenische studiedagen en bijeenkomsten georganiseerd. Verschillende kerken, organisaties en instellingen namen het initiatief om deze belangrijke tekst van Faith and Order in gesprek te brengen: de Beraadgroep Geloven en Kerkelijke Gemeenschap van de Raad van Kerken, het Oecumenisch Forum voor Katholiciteit, de Katholieke Vereniging voor Oecumene, de Vrije Universiteit. Dr. Ton van Eijk, oud-voorzitter van de Raad van Kerken vertaalde het document in het Nederlands. De Nederlandse vertaling was eind 2013 gereed en werd gratis aangeboden op de websites van de Raad van Kerken in Nederland en de Katholieke Vereniging voor Oecumene.
De Katholieke Vereniging voor Oecumene en het Oecumenisch Forum voor Katholiciteit organiseerden in samenwerking met bisdommen en provinciale raden van kerken in 2014 en 2015 een reeks van vijf bijeenkomsten over The Church met het doel deze tekst bekend te maken en te bespreken met mensen die ter plaatse actief zijn in de oecumenische samenwerking. Toegegeven, de belangstelling voor deze bijeenkomsten was heel wat minder dan in de jaren tachtig toen voortrekkers van de oecumenische beweging in Nederland, zoals Herman Fiolet en Anton Houtepen, talrijke spreekbeurten over het Lima-rapport hielden. Herman Fiolet, oud-secretaris van de Raad van Kerken, verzorgde alleen al 180 spreekbeurten over Lima. In vergelijking met de jaren tachtig van de vorige eeuw is er nu heel wat minder aandacht en enthousiasme voor bijeenkomsten rond oecumenische teksten.
De bijeenkomsten verliepen allemaal in een zeer positieve sfeer. Het aantal deelnemers varieerde van 25 tot 80 mensen waaronder veel priesters, predikanten en theologen uit de verschillende kerken. Het programma van iedere bijeenkomst bestond uit een PowerPointpresentatie over het ontstaan en de inhoud van het document en gesprek in groepen. Ten behoeve van de groepsgesprekken werden bij ieder hoofdstuk enkele gespreksvragen opgesteld. Aan de hand van deze gespreksvragen (zie bijlage 1) werden de vier hoofdstukken besproken. De grootte van de gespreksgroepen varieerde van 7 tot 20 personen. In deze notitie verwerken we de reacties die in de groepsgesprekken naar voren gekomen zijn.
Het belangrijkste resultaat van de bijeenkomsten is misschien wel dat deze gesprekken over De Kerk in een positieve en hoopvolle sfeer zijn verlopen. De Kerk, op weg naar een gemeenschappelijke visie bleek een goede basis te zijn voor een oecumenisch gesprek tussen mensen uit diverse kerken over wezen en zending van de Kerk. Een eyeopener voor veel deelnemers was dat deze tekst is ontstaan uit en voortbouwt op de reacties op het Limarapport. Ten onrechte bestaat bij velen de indruk dat de oecumenische beweging na het Limarapport is stilgevallen. In het document over De Kerk worden de resultaten van het Limarapport opnieuw opgepakt en vruchtbaar gemaakt in de zoektocht naar een gemeenschappelijke visie op de Kerk. Uit de rapportages van de groepsgesprekken kwam naar voren dat de deelnemers aan de gesprekken aandachtig naar elkaar luisterden, zowel naar ieders inhoudelijke inbreng als naar ieders persoonlijk verhaal. Ook kwam naar voren dat sommigen de tekst met vreugde hadden gelezen. Het document is positief van toon en heeft een helder fundament. Terwijl sommigen het bezwaarlijk vonden om een theologisch document te lezen, spraken anderen hun vreugde erover uit. Ook kwam naar voren dat sommigen deze theologische tekst als een houvast zagen om in hun kerkelijke praktijk van vandaag vragen die het kerk-zijn betreffen inhoudelijk te beantwoorden.
Aan de bijeenkomsten namen vooral mensen deel die zich vaak al vele jaren inzetten voor de oecumenische samenwerking. Vanaf de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werden er in parochies en gemeenten, mede gevoed door het enthousiasme en de verwachtingen rond het Lima-rapport, regelmatig oecumenische diensten van Schrift en Tafel gevierd. Vanuit deze achtergrond en ervaring zijn mensen vaak heel kritisch over de ontwikkelingen op oecumenisch gebied van de afgelopen vijftien jaar. De bisschoppen van de Rooms-katholieke Kerk vragen nadrukkelijk van pastores en parochies dat ze zich houden aan het Oecumenisch Directorium
(1993) waarin de richtlijnen voor de oecumenische samenwerking zijn vastgelegd. Daarnaast is ook in het algemeen in kerken de trend te bespeuren dat ten gevolge van de toenemende individualisering en de dominantie van kleine, informele groepen de aandacht voor oecumene steeds verder afneemt. Voor oecumenische experimenten is weinig ruimte. In de besprekingen rond De Kerk kwam de kritiek op de huidige stand van zaken in de oecumene regelmatig naar voren. Mensen hebben er moeite mee dat dingen die vroeger mogelijk waren, nu niet meer kunnen. Maar voor anderen was dit juist weer reden om te pleiten voor een omslag in
benadering. In plaats van fixatie op wat niet mogelijk is, moeten we uitgaan van wat wel mogelijk is. Juist waar dit gebeurt, bloeit oecumenische samenwerking weer op. In de gesprekken kwam regelmatig het verlangen naar voren om de eenheid van de Kerk te kunnen ervaren. Opgemerkt werd dat wij veel te vaak spreken over kerk met een kleine letter, over het gebouw en de organisatie. We zouden meer bezig moeten zijn met Kerk met een hoofdletter. Het document De Kerk is daarvoor een goed aanknopingspunt. De dialoog over deze tekst brengt ons tot een beter verstaan van de eigen kerk, van elkaars kerk, en tot zelfkritiek.
Op weg naar het herstel van de communio in de ene Kerk hebben christenen van vele kerken elkaar gevonden als broeders en zusters in Christus. Ook in de gemeenschap van de Kerk gaat het om die eenheid in Christus in geloof, sacramenten en kerkorde in het perspectief van het uitzien naar Gods Koninkrijk. Het document De Kerk, op weg naar een gemeenschappelijke visie toont een grote convergentie in de visie op de Kerk. De overeenstemming komt het sterkste tot uitdrukking in de eerste twee hoofdstukken en in het eerste deel van hoofdstuk III. Met betrekking tot het ambt binnen de Kerk en ten aanzien van morele vraagstukken blijkt het (nog)
niet mogelijk te zijn om bestaande verschillen te overbruggen. Hier liggen obstakels voor het herstel van de gemeenschap in de ene Kerk. Gelukkig zijn er ook wat het ambt betreft belangrijke punten van toenadering te melden. In de documenten van Faith and Order wordt vanaf Lima tot aan De Kerk gesteld dat in een oecumenische ambtstheologie het persoonlijke, collegiale en communale aspect van het ambt met elkaar in evenwicht moeten zijn. Wanneer één van deze drie aspecten te veel accent krijgt, gaat er iets mis. Daar kunnen alle kerken van leren. De oecumenische betekenis van het ambt (gemeenschappen en kerken verbindend) zou vanuit deze drie dimensies nog verder uitgewerkt kunnen worden.
In de Nederlandse situatie wordt de oecumenische samenwerking gedragen door kerken van het katholieke en protestantse type. Het gegeven dat er formeel geen sprake is van een erkenning van elkaars kerk-zijn, is één van de pijnpunten in onze situatie. Dat werd in de groepsgesprekken ook regelmatig uitgesproken: ‘Ik heb er moeite mee dat de RK Kerk de protestantse kerken niet erkent als volwaardige kerk. Ook, dat de Orthodoxe Kerk met een beroep op de eerste zeven concilies pretendeert de ware Kerk te zijn.’ De hoop is dat de bereikte convergentie in het verstaan van de Kerk, mits bevestigd door de lidkerken van de Wereldraad en de Rooms-katholieke Kerk, de basis verschaft voor kerken om in elkaar, waarachtige gestalten te erkennen van de Kerk van Christus. Dat zou van grote betekenis zijn voor de toekomst van de oecumenische beweging.
De oecumenische situatie in Nederland wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan kerken en denominaties. Die bonte verscheidenheid heeft een historische achtergrond. Ten gevolge van de migratie vanaf het midden van de vorige eeuw is die verscheidenheid nog veel groter geworden. Tegen die achtergrond is er grote behoefte aan een gemeenschappelijke visie op de
Kerk. De kracht van De Kerk, op weg naar een gemeenschappelijke visie is dat het document enerzijds in essentie beschrijft waarin de eenheid van de Kerk gelegen is en anderzijds dat eenheid samengaat met ‘een legitieme verscheidenheid’. Hoe belangrijk dit onderscheid ook is, het blijkt in de praktijk moeilijk toe te passen als niet wordt aangegeven wat de grenzen van legitieme verscheidenheid zijn. De vraag is: waar eindigt legitieme verscheidenheid (diversity) en wanneer spreken we van geloofsverschillen (division) waardoor de eenheid verbroken wordt? Daarbij moet ook nog bedacht worden dat grote verschillen, verdeeldheid en zelfs strijd binnen eenzelfde kerkgenootschap lange tijd kunnen bestaan, zonder dat formeel de band van eenheid verbroken wordt. Het komt voor dat oecumenische verbondenheid ondanks geloofsverschillen hechter is dan de geleefde gemeenschap binnen de zelfde kerk. In de groepsgesprekken is het onderscheid tussen legitieme verscheidenheid (diversity) en verschillen (division) meerdere keren aan de orde geweest. Binnen de oecumenische beweging in Nederland hebben we moeite om het onderscheid tussen legitieme verscheidenheid en geloofsverschillen te maken. Gekoesterd wordt door menigeen het idee van een uitnodigende en gastvrije gemeenschap waarin iedereen welkom is en niemand uitgesloten wordt. Maar in sommige bijdragen wordt toch de spanningsboog helder verwoord: ‘Het vormt het thema van mijn leven. Ik leef in een oecumenische gemeenschap: katholiek en protestant, daarvoor heb ik 20 jaar in Rusland gewoond. Centraal staat het samen leven van het Woord, we proberen het Evangelie concreet onder ons te leven. Maar op zondag gaat ieder naar zijn eigen kerk, dan voelen we de pijn van de scheiding, maar het gevoel van eenheid blijft sterker. We geloven dat er een moment komt dat we samen uit de ene beker kunnen drinken.’
Met deze notitie sluiten we voorlopig een intensief en geslaagd traject af. Voordat we ermee van start gingen waren we allerminst zeker of we in staat zouden zijn een aantal goede gesprekken in ons land over De Kerk, op weg naar een gemeenschappelijke visie te realiseren. De belangstelling, openheid en de positieve respons op deze tekst hebben ons verrast en nieuwe moed gegeven. Zoals één van de deelnemers aan de ontmoetingen zei: ‘Wij hebben vaak een plan, dat op den duur strandt. Dat God een plan heeft, geeft ons vertrouwen dat het doorgaat!’
We zijn benieuwd naar de officiële reacties van de kerken en hopen dat dit document en het proces van de receptie de gemeenschap van kerken zal versterken.
De werkgroep bestond uit de volgende personen
Vanuit de Katholieke Vereniging voor Oecumene
Drs. Geert van Dartel
Drs. Rob van Uden
Vanuit het Oecumenisch Forum voor Katholiciteit
Dr. Hans Kronenburg
Drs. Henk Schoon
Bij hoofdstuk I
De visie op de Kerk ligt ingebed in het grote verhaal over Gods plan voor heel de schepping. Daarover gaat deel A van hoofdstuk I. In deel B wordt een schets gegeven van de zending van de Kerk door de eeuwen heen. In deel C gaat het over het belang van de eenheid. Aan het einde van het hoofdstuk worden enkele fundamentele kwesties benoemd die op de weg naar eenheid aan de orde zijn.
Bij hoofdstuk II
Een belangrijk inzicht is dat de Kerk als gemeenschap (Koinonia) ons binnenleidt in een levende verhouding met Drieëne God. Om uit te zeggen wat de Kerk is worden Bijbelse beelden gebruikt: Volk van God, Lichaam van Christus, Tempel van de Heilige Geest. Sinds het Tweede Oecumenische Concilie dat in 381 in Constantinopel werd gehouden belijden alle christelijke kerken dat de Kerk één, heilig, katholiek en apostolisch is. De grote verscheidenheid aan kerken roept de vraag op waarin dan de eenheid van Kerk bestaat en hoe de eenheid in de verscheidenheid kan worden gewaarborgd.
Bij hoofdstuk III
Als eschatologische werkelijkheid staat de Kerk uit naar de komst van het koninkrijk; als pelgrimerende gemeenschap heeft de Kerk te kampen met de last van de zonde. In die spanning staat de oecumenische beweging. De groei naar gemeenschap van kerken richt zich op drie terreinen: geloof, sacramenten en ambt.
Bij hoofdstuk IV
De Kerk bestaat niet omwille van zichzelf. Gods plan met de schepping staat uit naar de komst van het koninkrijk. Het religieus pluralisme vraagt om een oecumenisch antwoord zowel ten aanzien van de opdracht tot verkondiging van het Evangelie als ten aanzien van ethische vragen.
In september nam Dr Barend Kamphuis, lid van de stuurgroep van het OFK, afscheid als hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit in Kampen. Het feit alleen al dat deze vrijgemaakt-gereformeerde theoloog lid is van het OFK geeft aan dat het thema katholiciteit heel belangrijk voor hem is. Het zegt ook iets over de veranderde visie op de kerk die zich de laatste jaren heeft voltrokken binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) - of misschien moet ik zeggen: de veranderde visie op katholiciteit binnen die kerk. Wie daarvan een goed beeld wil krijgen leze het derde deel van de feestbundel die Kamphuis bij zijn afscheid werd aangeboden: Weergaloze kennis. Opstellen over Jezus Christus, Openbaring en Schrift, Katholiciteit en Kerk, Boekencentrum 2015. Dit deel begint met een uitdagend artikel van Bram van de Beek, ‘Katholiciteit en Kerk. Vrijgemaakten en ecclesiologie’, waarin hij de visie van Klaas Schilder, de grondlegger van de GKv, vergelijkt met die van Barend Kamphuis. Het is niet zo dat Kamphuis Schilders typisch katholieke opvatting, dat er maar één ware kerk kan zijn, heeft losgelaten. Ook volgens Kamphuis is er maar één waarheid – Christus – maar die ene waarheid laat zich niet zo maar identificeren met een geïnstitutionaliseerde kerk. Dat wist Schilder ook
wel, maar Kamphuis heeft meer dan Schilder oog voor de onvolmaaktheid van de kerk en voor haar gebrokenheid. In de tijd tussen hemelvaart en wederkomst is kerk zijn altijd onderweg zijn. Voor Kamphuis is dat echter geen argument tegen, maar juist een stimulans vóór het zoeken naar de eenheid van de (zichtbare) kerk. Daarom is hij betrokken bij de orthodoxgereformeerde Nationale Synode, maar doet hij ook enthousiast mee in het OFK. Van de Beek vindt trouwens wel dat de vrijgemaakten ten gevolge van congregationalistische en evangelische invloeden het katholieke erfgoed van Schilder dreigen te verkwanselen en beschouwt diens ecclesiologie daarom als een broodnodig tegenwicht.
Ook uit de andere artikelen van deze feestbundel blijkt dat de GKv – mede geïnspireerd door Kamphuis – een opmerkelijke openheid vertonen naar de oecumene. Niet alleen de namen van Calvijn, Herman Bavinck en Abraham Kuyper passeren de revue, maar ook die van Augustinus, Karl Barth en vooral Dietrich Bonhoeffer, de grote liefde van Kamphuis. Aan hem zijn maar liefst vier artikelen gewijd. Maar het meest opvallend is de naam van bisschop John D. Zizioulas van Pergamum, vertegenwoordiger van de kerk die wel het verst van de GKv afstaat (of toch niet?): de Oosters Orthodoxe Kerk. Aan deze toonaangevende theoloog wijdt Paul Voorberg een goed leesbaar artikel, dat bij mij de volgende overweging opriep. Net als voor Schilder en Kamphuis is katholiciteit voor Zizioulas een eschatologische grootheid. Maar volgens Zizioulas wordt die katholiciteit zichtbaar in de eucharistie onder voorzitterschap van de bisschop als representant van de verheerlijkte Christus. Dat is ook het uitgangspunt van het Katholiek Appel, het visiedocument van het OFK. Ik ben eigenlijk best benieuwd hoe deze orthodoxe visie op
katholiciteit zich verhoudt tot de visie van de vrijgemaakte Kamphuis, die ook ondertekenaar is van het genoemde Katholiek Appel…
In de vorige Nieuwsbrief (Pinksteren 2015) kwam al even de nota Kerk 2025 ter sprake, waarin Dr Arjan Plaisier, de scriba van de synode, voorstelt het bisschopsambt in te voeren in de PKN – al wordt het woord ‘bisschop’ angstvallig vermeden. Inmiddels zijn we een half jaar verder en het ziet ernaar uit dat de bisschop er komt. Dat is een opmerkelijk gegeven, temeer daar de laatste tijd ook in ander verband gepleit wordt voor invoering van het bisschopambt – vaak vanwege ‘de nood der tijden.’
Zo zei Dr Bert de Leede in een interview met het ND van 13 juni bij zijn afscheid als docent praktische theologie aan de PthU, dat er ‘een nieuw soort dominee’ nodig is: een theologisch en spiritueel sterke persoonlijkheid, die iets van een apostel heeft en van een non-conformist: iemand met een onafhankelijke geest, zowel ten opzichte van de maatschappij als ten opzichte van zijn kerkelijke gemeente. En boven die sterke persoonlijkheid moet dan een ‘bisschopachtige figuur’ staan: ’iemand die meeleeft met predikanten, hen aanmoedigt en begeleidt, maar ook op hen toeziet en eventueel zelfs doorzettingsmacht over hem uitoefent’.
De Leede tekent daarbij aan dat deze opziener geen solist is, maar handelt in samenspraak met collega-opzieners. Volgens hem loopt de jongste generatie predikanten die hij heeft opgeleid wel warm voor deze tweeledige oplossing: ‘ze zien het nut in van steun en leiding door de bovenplaatselijke kerk.’
Eind augustus nam ook Dr Leo Koffeman afscheid als docent kerkrecht en oecumenica aan de PthU met een afscheidscollge, getiteld ‘Moet kunnen? Over de ruimte voor wijziging van de kerkorde’. Aan het slot van zijn betoog pleit hij ervoor niet vast te blijven zitten in de vanzelfsprekendheden van het presbyteriaal-synodale stelsel. Onder het hoofd ‘Episkopé’ verwijst hij dan naar de scenario’s die in het rapport Kerk-2015 genoemd worden om de stroperigheid van dat systeem te doorbreken. Die zijn verschillend al naar gelang hun inbedding in de kerkelijke structuur, maar ze hebben gemeen dat een grotere bevoegdheid gelegd wordt bij personen. ‘Ik heb het niet bedacht, maar als je het mij vraagt wijst hier alles in de richting van een bisschop die ingekaderd is in een meer collegiale structuur. Let wel, ik heb het dan dus over een eigen protestantse vormgeving van het episcopaat, niet over een kopie van de roomskatholieke bisschop die we kennen.’ Maar tegelijk moet gezegd worden, aldus Koffeman, dat de ‘bevoegde ambtsdrager’ zoals die in Kerk 2025 in beeld komt op een aantal punten veel lijkt op het profiel van de bisschop zoals dat vandaag de dag in veel oecumenische dialogen naar voren komt. ‘En als het eruit ziet als een bisschop en klinkt als een bisschop, waarom zouden we het dan ook maar niet gewoon bisschop noemen?’
Inmiddels heeft de synode in zijn vergadering van vrijdag 13 november unaniem besloten dat deze bisschoppelijke figuur er gaat komen. Alle grote dagbladen schreven erover. Voor Trouw was het zelfs voorpaginanieuws. De vraag is echter of wij nu blij moeten zijn met dit besluit. Ik aarzel. Als het de kant uitgaat van een manager-bestuurder, gefabriceerd naar eigen protestants model ben ik er tegen. Dan liever een voluit presbyteriaal-synodale kerk. Als het een bisschop gaat worden naar oecumenisch-katholiek model ben ik er voor. Want een bisschop die aan de kerk van Christus een persoonlijk gezicht geeft, ingebed is in collegiale overlegstructuren en gekozen is door de gemeente kan een zegen zijn voor de kerk - en misschien ook wel voor de samenleving. Naar zulke bisschoppen wordt reikhalzend uitgezien!
Een van de meest boeiende kanten van paus Franciscus is dat hij op allerlei terreinen grenzen doorbreekt, niet alleen op sociaal, maatschappelijk en moreel gebied, maar ook theologisch. Sommigen zeggen dat hij met olifantspoten door de porceleinkast loopt, anderen herkennen er iets in van het nonconformistische optreden van Jezus, wiens representant hij geacht wordt te zijn. Ik zie er signalen in van een katholiciteit, die de traditionele roomse interpretatie van dat begrip openbreekt in de richting van een meer oecumenisch-katholieke, soms zelfs protestantse benadering. Ik wijs op drie dingen die mij in het afgelopen half jaar opvielen.
In zijn toespraak ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het instituut van de bisschoppenconferentie voerde de paus een pleidooi voor een meer collegiaal bestuur van de kerk. Hij wil dat zijn collega-bisschoppen meer invloed krijgen. Daarmee zou de kerk terugkeren naar de gedecentraliseerde cultuur die in de vroege kerk gebruikelijk was (en in de orthodoxe, oud-katholieke en anglicaanse kerken nog gebruikelijk is). Een meer collegiale bestuursvorm zal echter ook gevolgen hebben voor de positie van de paus. Die moet weliswaar de ‘gids’ zijn van de kerk, maar hij mag er niet ‘boven staan’. Hij is gelovige met de gelovigen. ‘De paus’, aldus Franciscus, bevindt zich in de kerk als een gedoopte katholiek onder andere gedoopte katholieken en onder de bisschoppen is hij een bisschop onder de bisschoppen.’ Wat is deze uitspraak van de paus anders dan een bevestiging van het in de oecumenische dialoog gegroeide inzicht dat een ambt in de kerk van Christus altijd op een persoonlijke, maar ook op een collegiale en communale manier gestalte moet krijgen?
Dat de doop voor paus Franciscus van fundamentele betekenis is voor de oecumene blijkt ook uit een recente uitspraak tijdens zijn bezoek aan de lutherse gemeente in Rome. Toen een Duitse lutherse vrouw, die getrouwd is met een rooms-katholieke Italiaan hem vroeg wanneer ze nu eindelijk samen met haar man ter communie mocht gaan, verwees de paus niet naar de gangbare theologische obstakels, maar naar de doop: ’Ik vraag mezelf af: hebben we niet dezelfde doop? Als we dezelfde doop hebben, moeten we dan niet samen op weg gaan? Het is niet aan mij om u daartoe toestemming te geven, want het is niet mijn competentie.’ Maar hij citeerde vervolgens wel de apostel Paulus: ‘Eén doop, één Heer, één geloof’ (Efeziërs 4:5), waarna hij besloot met de veelzeggende woorden: ’Spreek tot de Heer en ga verder. Meer durf ik u nu niet te zeggen’. Zegt de paus hier niet tussen de regels door dat de doop het enige
criterium is voor intercommunie? En erkent hij daarmee niet de grote betekenis van de in de oecumene gegroeide visie op de doop als basis van de oecumene?
Een derde grensdoorbrekende uitspraak komt niet direct van de paus zelf, maar van zijn hoftheoloog, de Italiaanse kapucijnermonnik Reiniero Cantalamessa. In zijn preek voor de generale synode van de Kerk van Engeland op 24 november j.l. over Haggai 1:8: ‘Ga naar de bergen, haal hout en herbouw mijn huis‘ herinnerde hij aan de komende viering van 500 jaar Reformatie. Hij noemde het voor heel de kerk van levensbelang dat deze gelegenheid niet verspild wordt door mensen die gevangen blijven in het verleden door het eigen gelijk te halen. Wij moeten opnieuw beginnen bij de persoon van Jezus en teruggaan tot de tijd van de apostelen. Met de apostel Paulus moeten we de gekruisigde Christus verkondigen: Hij is de Heer. Dat is het artikel waarmee de kerk staat en valt. De kerk moet heel de christenheid in staat stellen de vruchten te plukken van de Reformatie, ‘na haar te hebben bevrijd van enkele vervormingen die door de hitte van de strijd en door latere controversen zijn veroorzaakt.’ Als voorbeeld noemde hij de rechtvaardiging door het geloof, een centraal thema in de theologie van Luther. ‘De rechtvaardiging door het geloof behoort door heel de kerk gepreekt te worden,
‘met nog meer ijver dan voorheen’ – niet meer in tegenstelling tot de goede werken (‘die kwestie is inmiddels opgelost’), maar in tegenstelling tot de claim van veel tijdgenoten, ‘dat zij zichzelf kunnen redden dankzij kennis, wetenschap, technologie of hun zelfgemaakte spiritualiteit.’ Verder zei Cantalamessa dat niets belangrijker is dan Christus’ verlangen naar eenheid te vervullen, zoals het evangelie zegt. De Anglicaanse Kerk als brugkerk tussen Rome en de Reformatie heeft daarvoor een speciale verantwoordelijkheid. Wat gebeurt er in deze preek anders dan dat vanuit het Vaticaan een oproep gedaan wordt het centrale thema van de Reformatie vruchtbaar te maken wordt voor ‘de hele kerk’ en daarmee Luthers erfenis te erkennen als voluit katholiek? Al met al, het oecumenisch klimaat mag de laatste jaren guur geworden zijn, op allerlei plekken zijn hoopvolle signalen van katholiciteit waar te nemen, zowel op het protestantse als op het rooms-katholieke erf. Het is voor ieder christen van groot belang die te zien en zich erdoor te laten inspireren!
Hans Kronenburg
Oecumenisch Forum voor Katholiciteit
p/a Oud-Katholieke Kerk van Nederland
Koningin Wilhelminalaan 3
3818 HN Amersfoort
info@forumkatholiciteit.nl of
via het contactformulier