Wij belijden dat de kerk algemeen is. Dat is een vertaling van het woord ‘katholiek’. Terzake van de betekenis van dit woord moet men verschillende kanten uit denken.
De meest eenvoudige betekenis ligt daarin dat in de kerk de verschillen tussen de mensen geen wezenlijke en doorslaggevende rol spelen. Er zijn heel wat van dergelijke verschillen. Zo bij voorbeeld het verschil in leeftijd, het verschil in geslacht, het verschil in stand of in ontwikkeling, het verschil van natie of ras. Door al deze verschillen schrijdt de kerk in haar katholiciteit heen. Zij omvat mensen van alle leeftijden, van beide geslachten, van alle klassen in sociaal en intellectueel opzicht, van alle volkeren en rassen.
Dat brengt dan ook met zich mee, dat de kerk naar haar aard erop gericht is dat zij zich uitstrekt naar de einden van de aarde en over de gehele wereld verbreid is. Men moet zich op dit punt wel hoeden voor een misverstand. Deze katholiciteit is lang niet hetzelfde als de algemene menselijkheid. De kerk komt niet op uit de schepping en uit de menselijke natuur als zodanig. Zij is erbij gekomen, bij de schepping. Zij stamt uit Israël. Zij is het lichaam van de messias uit Israël. Een mens moet hem erkennen en belijden om tot de kerk gerekend te kunnen worden. Daartoe moet hij zijn eigen heidendom afzweren. Dat doen lang niet alle mensen. Er zijn massa’s mensen die niet in Christus geloven. In die vrijheid behoren wij hen te laten. Dat betekent twee dingen. In de eerste plaats dat zij geen deel hebben aan de verlossing die in Christus is en in tweede plaats dat de kerk in al haar katholieke universaliteit niet samenvalt met het menselijk geslacht. Vergeleken met de algemene menselijkheid heeft en houdt de kerk iets sektarisch. Zij is een eigen, aparte gestalte in de geschiedenis van het mensdom.
Naast de verschillen die ik noemde kan men ook denken aan de verschillen in ontwikkeling van het geestelijke en zedelijke leven van de mensen. De kerk streeft naar de volmaaktheid, zowel in de leer als in het leven. Maar in haar katholiciteit moet zij ruimte houden voor de verschillende stadia in het leven. De ene mens is innerlijk en uiterlijk verder gevorderd dan de andere mens. Daarvoor is in de kerk plaats. Zij is de kathedraal van de liefde. Zij omvat veel graden van leven.
Dat geeft wel een aantal enorme spanningen. Enerzijds is er de heiligheid van de kerk. Die moet, met name door de tucht, zo hoog mogelijk opgevoerd worden. Maar anderzijds is er de katholiciteit van de kerk. Die vermaant ons de tucht ook weer niet al te strak te spannen. De kerk is niet alleen maar een leger, waarin de mensen door strenge dressuur gedrild worden tot volstrekte uniformiteit. Er zijn verschillende gaven. De een is zus geaard, de ander heel anders. De een is zeer diep ingeleid in de verborgen omgang met God, de ander heeft daar in de verte maar even aan geroken. Dat alles moet men van elkaar aanvaarden. Vooral voor degenen die van Christuswege de leiding hebben in de kerk en zijn regering over haar uitoefenen, dus de ambtdragers en de ambtelijke vergaderingen, ligt hier de ongelooflijk moeilijke taak om deze twee – de ruimte van de katholiciteit en de nauwgezetheid van de heiligheid – in de praktijk van het leven met elkaar te combineren.
Toch betekent het woord ‘katholiek’ niet alleen, dat de kerk heel wat verschillen kan verdragen en omspannen. Het betekent ook dat zij de volheid van de dingen wil. Ik denk hierbij ook aan de veelheid van de dingen.
Er zijn in de kerk zo verbazend veel dingen. Laat ik de voornaamste opsommen. Er zijn de mensen, er is het leven van het geloof en de liefde, er is de gemeenschap van de mensen, er is de plaatselijke kerk, er is de algemene kerk, er zijn de ambten, er zijn de ambtelijke vergaderingen, er is de liturgie, er is de bediening van het Woord, er zijn de sacramenten, er is de diakonie, er is de profetie tot volk en overheid, er is de zending. Het behoort echt tot de katholiciteit van de kerk, dat zij al deze elementen omvat en ze alle op hun plaats laat en respecteert. Ook dat is niet zo eenvoudig. Onwillekeurig legt men eenzijdig de nadruk op het één of op het ander. Dan schendt men echter de katholiciteit van de kerk. Men moet voor alles gelijke aandacht en liefde hebben.
In het hart van de zaak ziet die katholieke volheid echter nog op iets anders. In Christus woont de volheid van de Godheid lichamelijk, zegt de apostel. De kerk is de gemeenschap met deze volheid, dit pleroma van de geopenbaarde Godheid! Dat is dus de volheid, de compleetheid van het heil, van de verlossing, van het eeuwige leven, van de waarheid, van de ware werkelijkheid. Dat is het meest ergerniswekkende in de katholieke pretentie van de kerk. Zij beweert niets minder dan dit, dat zij de volle waarheid en het volle heil bezit. Dat is geen hoogmoedswaanzin. Want zij beweert dit in de overtuiging dat die volle waarheid en dat volle heil in Christus, als de centrale openbaring van God, geschonken zijn en dat zij als kerk de gemeenschap met het in Christus geschonkene is.
Daar zit nog een andere ergerniswekkende kant aan. Het gaat de kerk om de hele openbaring van God. Die vindt zij centraal in Christus en verder in Israël, de Heilige Schrift en de traditie. Maar het gaat haar om die hele openbaring met het oog op de gehele werkelijkheid van de wereld en het leven. De openbaring is het grote, stralende licht, waarin pas de hele werkelijkheid aan de dag treedt, gezien kan worden en dan ook beleefd kan worden als datgene wat zij is, namelijk als schepping en rijk van diezelfde God die wij in Christus kennen. Daarom is de kerk in haar katholiciteit op de gehele werkelijkheid gericht. Zij is geïnteresseerd in alles: het mystieke en het zedelijke leven, in de wetenschap en de kunst, in de maatschappij en de staat. Daar wil zij wat mee. Zij wil dat alles in het licht zetten, de duisternis verdrijven, de dingen verlossen tot hun ware wezen en bestemming. De kerk wil de wereld kerstenen.
Maar ook op dit punt moeten wij weer oppassen. De katholiciteit van de kerk houdt niet in dat de kerk haar eigen kerkelijke leven in de plaats wil stellen van het wereldlijke leven. Zij houdt ook niet in dat de kerk zichzelf over het hele wereldlijke leven wil heen koepelen. De ware katholiciteit bestaat daarin dat zij zichzelf als gestalte van het rijk van God ontdekt temidden van de vele andere gestalten van dat rijk en dat zij deze andere gestalten van dat rijk evenzeer respecteert als zij zichzelf respecteert. Zij maant tot kerstening. Zij roept om heiliging. Zij dringt tot verlossing. Maar zij dwingt dit alles niet met geweld af. In het wereldlijke leven moeten de mensen dat alles zelf gaan willen en dan ook zelf gaan doen.
Vandaar tenslotte nog een zeer milde kant aan de katholiciteit van de kerk. De kerk is ook in dit opzicht katholiek, dat zij ten volle ingaat in alle momenten van het leven, dat zij zich daarmee verbindt en allerlei elementen uit het veelvormige leven van de schepping opneemt, zozeer dat zij de kleur van haar omgeving aanneemt. Van pure katholiciteit is de kerk ook nationaal van aard. Zij is volkskerk. Om dicht bij huis te blijven: in Friesland ziet de kerk er anders uit dan in de Achterhoek. Dat is alleen maar een goede zaak. Ook dat behoort tot haar katholiciteit.
A.A. van Ruler