Meer nog dan het Veni creator spiritus is de sequens Veni sancte spiritus het grote Pinksterlied van de kerk. Het is een ontroerende tekst, waarin de Heilige Geest bezongen wordt als de Trooster die de zachte krachten in de mens wekt. Een tekst om te zingen, te bidden en… te twitteren: zuster Marianne van Haastrecht, lid van de Clarissengemeenschap ‘De Bron’ te Nijmegen, zet dit jaar gedurende de Pinksternoveen (de tien dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren) iedere dag een strofe van dit lied op twitter. Een creatieve manier om aan een oude traditie een nieuwe invulling te geven!
Innocentius III of Stephan Langton (12e eeuw)
Op 30 januari j.l., vlak voor zondag Septuagesima, de eerste van de drie zondagen die in de katholieke traditie de ‘voor-vasten’ worden genoemd, werd het boek Vasten – de kunst van geven en loslaten (Forte, Baarn, 2015) gepresenteerd, gescheven door Olga Leever en Idelette Otten, lid van onze stuurgroep. Mooi op tijd om ons te herinneren aan de grote betekenis van het vasten. Het boek beschrijft ontmoetingen met ‘vasters’ uit verschillende geloofstradities (christendom, jodendom, orthodoxie, hindoeisme en boeddhisme), maar bevat ook beschouwingen over de betekenis van het vasten en aanwijzingen voor de praktijk van het vasten. De auteurs onderscheiden vier positieve effecten van vasten: het geeft je leven structuur, het bevordert de concentratie, het leidt tot solidariteit en het maakt je geestelijk sterk. Belangrijk is dat vasten niet alleen iets voor de veertigdagentijd is, maar een manier van leven, die een mens stempelt. Zo kent de Russich-orthodoxe Kerk het hele jaar door twee vastendagen in de week: woensdag en vrijdag. Ik las dit mooi uitgegeven en goed geschreven boek als een protestant die uitgedaagd wordt om ook op dit punt de katholieke (en de vroegprotestantse!) geloofspraktijk serieus te nemen en te luisteren naar de wijze woorden van de in het boek geciteerde kerkvader Athanasius: ‘Kijk wat vasten bewerkt: het geneest zieken, verdroogt de overtollige lichaamsvochten, verdrijft de boze geesten, verjaagt verkeerde gedachten, geeft aan de geest grotere helderheid en zuivert het hart. Een grote kracht is het vasten en het geeft hoge resultaten’.
In het Nederlands Dagblad van 8 mei j.l. stond een bericht onder de kop ‘Pasen wellicht voor alle christenen op dezelfde dag’. Het betreft het recente voorstel van de koptisch-orthodoxe paus Tawadros II om in de toekomst zowel in het Oosten als in het Westen het Paasfeest te gaan vieren op de derde zondag van april. Daar is een paar dagen later op gereageerd door respectievelijk ds Jan Groenleer (chr.geref – voorzitter van het deputaatschap Kerk en Israël) en Rien van den Berg (vrijgemaakt – redacteur ND en dichter). De eerste was ertegen, de tweede was er voor. Onderstaand artikeltje, bedoeld als ondersteuning en nadere concretisering van het artikel van Groenleer, is op 13 mei geplaatst, maar helaas in nogal verminkte vorm. Hier volgt de door mij ingestuurde versie.
In aansluiting op het uitstekende artikel van Jan Groenleer (ND 11 mei) wil ik nog de volgende overwegingen inbrengen in de discussie. Als we zoeken naar een paasdatum die niet alleen een einde maakt aan de eeuwenlange controverse tussen oosterse en westerse christenen, maar ook recht doet aan de onlosmakelijke band tussen het christelijke en het joodse paasfeest, dan dienen we twee uitersten te vermijden: het ene uiterste is dat we – net als de Quartodecimanen in de tweede eeuw – Pasen gaan vieren op de 14e Nisan, de datum van Pesach. Daarmee zouden we de indruk wekken het joodse paasfeest te willen annexeren. Dat moeten we niet willen. Het andere uiterste is dat we een datum kiezen zonder enige relatie met Pesach. Daarmee zouden we de band met de synagoge doorsnijden. Dat moeten we evenmin willen. De meest verstandige oplossing is daarom: vasthouden aan de paasdatum zoals vastgesteld op het concilie van Nicea (325): de zondag na de eerste volle maan in de lente. Daarmee wordt recht gedaan aan het specifieke van het christelijke paasfeest, dat Christus is opgestaan op de eerste dag van de week, de zondag, terwijl tegelijk Pesach het referentiepunt blijft. Dit voorstel is overigens niet nieuw. Reeds in 1977 werd tijdens een inter-orthodox beraad in Chambésy (Frankrijk) voorgesteld de regel van Nicea te blijven volgen en voor het vaststellen van de lentenachtsevening geen verouderde kalendertabellen meer te gebruiken, maar moderne astronomische merthodes, met als uitgangspunt de meridiaan van Jeruzalem. In 1997 werd op de Aleppo consultation, georganiseerd door de Wereldraad van Kerken en de Middle East Council of Churches, besloten dit voorstel bij wijze van aanbeveling door te sturen naar de kerken. De intentie ervan was een einde te maken aan de steeds weer oplaaiende discussie over de paasdatum, zonder te vervallen in één van de bovengenoemde uitersten. Ik weet niet wat er met dit voorstel gedaan is, maar het is belangrijk genoeg om in 2015 opnieuw op tafel te leggen. In elk geval is het oecumenischer dan het voorstel dat nu op tafel is gelegd door de Koptisch-Orthodoxe Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk. Als dat zou
worden aangenomen zou de christelijke oecumene, om met de apostel Paulus te spreken, zich losmaken van de wortel die haar draagt: de synagoge. Ik roep de Raad van Kerken in Nederland dan ook op om in actie te komen en te onderzoeken hoe dit heilloze plan kan worden tegengehouden.
Noot
De kwestie van de paasdatum raakt natuurlijk niet in directe zin de thematiek van ons Forum, maar heeft wel alles te maken met de katholieke traditie waarin wij sinds Nicea 325 staan. Van Ruler heeft mij geleerd dat de oorsprong van alle katholiciteit niet in Genève, Utrecht of Rome ligt, maar in Jeruzalem. Anders gezegd: als de kerken met dit voorstel meegaan verloochenen zij hun gezamenlijke afkomst: de synagoge. Ik heb mijn artikeltje dan ook naar de Raad van Kerken gestuurd, in de hoop dat die er iets mee doet.
Er is enige reuring ontstaan in de PKN vanwege de nota ‘Kerk naar 2025’ van synodesecretaris dr Arjan Plaisier. Begrijpelijk, want er in staat klinkt nogal revolutionair, zelfs zodanig dat de hele PKN organisatorisch op haar kop gezet lijkt te gaan worden. Het meest opvallend is de geopperde mogelijkheid om de 75 classicale (regionale) vergaderingen wegens gebrek aan menskracht op te heffen. Daarvoor in de plaats zouden dan acht regionale synodes komen, met aan het hoofd evenzoveel ‘capabele predikanten met bisschoppelijke gaven’. Ieder van hen krijgt bepaalde bevoegdheden, met name als het gaat om conflictbemiddeling. De commentator van het ND betitelde deze figuur al als ‘een soort halve bisschop’. Ik kan daar op deze plek niet breed op ingaan, maar beperk me tot drie opmerkingen:
(1) Ik heb niets tegen bisschoppen, mits ze zich niet gaan gedragen als managers of bureaucratische regelneven. Want dan zijn we nog verder van huis! Maak er dan liever geen halve, maar hele bisschoppen van, geen ‘roomse prelaten’, maar herderlijke episkopoi (‘omzieners’), zoals aanbevolen in het Limarapport en recentelijk in het document The Church: mannen/vrouwen met een persoonlijk gezicht, ingebed in een collegiale overlegstructuur en gekozen door de gemeenten. Dat bengt me op het tweede:
(2) Ook in deze nota wordt weer gesuggereerd dat een presbyteriaal, een congregationalistisch en een episcopaal kerkmodel elkaar uitsluiten. Maar dat is een achterhaalde visie. In de oecumene wordt al jarenlang gewerkt aan een ‘episco-presby-gationeel’ kerkmodel, waarin recht gedaan wordt aan de sterke punten van alle drie de tradities. De kerk van Zuid-India is daar een mooi voorbeeld van. En - niet te vergeten – het model dat jaren geleden al op tafel is gelegd door ds J.M.Gerritsen, voorzitter van het Hilversums Convent. Zijn nota ‘Visioen: een episcopale Hervormde Kerk in Nederland’ (1960) is als bijlage te vinden in mijn dissertatie, Episcopus Oecumenicus, 504- 507. Misschien is het een idee om dat document te bespreken in de synode.
(3) Het verdient naar mijn inzicht aanbeveling om bij de vorming van regio’s niet te focussen op acht, maar op zeven regio’s, conform de zeven bisdommen van de RK Kerk. Dat zal de oecumenische verhoudingen ten goede komen, omdat er veel gemakkelijker dan tot nu toe kan worden samengewerkt op liturgisch, diaconaal en missionair gebied. Daarmee zouden niet alleen de afzonderlijke kerken gediend zijn, maar de hele samenleving.
Al met al, ‘Kerk naar 2015’ is een mondig stuk, dat als basis kan dienen om op voort te bouwen in de richting van een meer katholieke kerkstructuur.
Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van de bestseller Geduld met God, van de Tsjechische priester-filosoof Tomás Halík. Het is een ‘prachtig intellectueel en spiritueel boek’ (Trouw), waarin de schrijver ons aan de hand van het verhaal van Zacheüs uitdaagt om in gesprek te gaan met de seculiere, zoekende mens van deze tijd. Halík is van mening dat de kerk zich in het verleden te veel verschanst heeft in dogma’s en de mystieke dimensie van het geloof verwaarloosd heeft. Daardoor heeft zij veel mensen van zich vervreemd. ‘De Bijbel leidt ons naar de waarheid niet met behulp van definities en theoretische systemen, maar juist via verhalen, grote en kleine drama’s – zoals het verhaal van Zacheüs – en duizenden andere verhalen’ (….) Willen we in onze tijd over goddelijke zaken spreken, dan moeten we bepaalde woorden gezond maken en weer tot leven wekken, want ze zijn uitgeput door de last van de vele betekenissen die mensen door de eeuwen heen eraan opgedrongen hebben. Het is een project dat herinneringen wekt aan woorden uit een oud kerklied, een vurig smeekgebed tot Gods Geest: Maak warm wat koud is, bevochtig wat droog is, genees wat ziek is, maak los wat stram is geworden is. Eén bede kunnen we er wellicht nog aan toevoegen`: breng dichterbij wat veraf is!’
Oecumenisch Forum voor Katholiciteit
p/a Oud-Katholieke Kerk van Nederland
Koningin Wilhelminalaan 3
3818 HN Amersfoort
info@forumkatholiciteit.nl of
via het contactformulier