In 432 wordt Maria tot Theotokos – moeder van God - uitgeroepen. Vanaf dat moment neemt ze een centrale positie in de christelijke heilsleer in. Zij, een vrouw van vlees en bloed, heeft Christus gebaard. Daarom is Christus naast God ook mens: Maria’s menselijkheid staat garant voor de menselijkheid van haar zoon. De beste manier om dit beeldend uit te drukken is- na een daadwerkelijk barende Madonna- te laten zien hoe zij haar zoon de borst geeft. Aan het eind van de dertiende eeuw neemt de populariteit van afbeeldingen waarop Maria haar kind de borst geeft – de zogenaamde Maria Lactans voorstellingen – toe, eerst in Italië en later in de rest van Europa. De borst van Maria werd meestal enigszins verstopt in haar kleding, achter haar hand, of achter het kind. Maar kunstenaars uit de Lage Landen brengen aan het begin van de vijftiende eeuw de borst van Maria vol in beeld.
Deze afbeelding is te zien in de Sint-Maartenskerk te Zaltbommel. Het is de versiering van één van de sluitstenen van het koor van de kerk.
Op de jongste ontmoetingsdag werd naar aanleiding van een passage in The Church (par.15) de vraag gesteld of het geen tijd wordt om in de PKN een gedenkdag in te stellen voor Maria, de Moeder des Heren, van wie alle christenen in het Magnificat zingen dat alle geslachten haar zalig zullen prijzen, omdat de Almachtige grote dingen aan haar gedaan heeft (Lucas 1: 48). De spreker dacht daarbij in eerste instantie aan het feest van de Annunciatie (25 maart, precies negen maanden voor Kerst - zie op onze website het artikel ‘Zeven uitdagingen voor de PKN’). Daar ontstond op de dag zelf geen discussie over, maar voor Het Goede Leven (een uitgave van het Friesch Dagblad) was dit punt voorpaginanieuws. Prompt kwam er een reactie binnen van ds Herman F. de Vries uit Ternaard, die zich al jarenlang inzet om binnen het protestantisme meer aandacht te schenken aan Maria en er ook een boek over schreef: Maria, een weg tot Christus, Discovery Books 2004, prijs 8.95 euro. Met dit boek, een verzameling meditaties, wil hij een bijdrage leveren aan het gesprek tussen rooms-katholieken en protestanten. Zijn stelling is dat Maria bij uitstek degene is van wie wij kunnen leren wie Jezus is en hoe wij Hem kunnen volgen. De Vries stuurde ook een door hemzelf geschreven oecumenisch Ave Maria mee, Gegroet, Maria, op een melodie van Chris Fictoor. U kunt het vinden op onze website. De auteur schreef er twee artikelen over in het Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Perspectief (nr 6, december 2009), te vinden op www.oecumene.nl.
Blijkbaar zit het thema in de lucht, want op 12 en 23 oktober gaf paus Franciscus een vervolgcatechese over Maria, waarin hij sprak over het geloof van Maria en over Maria als beeld en voorbeeld van de kerk. Bij dat laatste noemde de paus drie dingen: Maria als voorbeeld van geloof, van naastenliefde en van eenheid met Christus. Volgens mij was daar niets ‘rooms’ aan, integendeel, het is een mooi voorbeeld van ‘katholiek’ denken over Maria. Ik ben het dan ook helemaal eens met Hendro Munsterman, die op 29 oktober j.l. (de dag waarop de vaders van het Tweede Vaticaanse Concilie 50 jaar geleden besloten geen apart document te wijden aan Maria, maar haar een plaats te geven binnen de constitutie over de kerk) in het Nederlands Dagblad een zeer informatief artikel schreef over Maria. Daarin roept hij de protestanten op deze omslag in het denken over Maria nu eindelijk eens te erkennen en de oecumenische gevolgen ervan serieus te nemen. Als lichtende voorbeelden verwijst hij naar het boek van Bram van de Beek over de kerk, en naar de Christelijke Dogmatiek van Gijsbert van den Brink en Cees van der Kooi. Het lijkt me toe dat het OFK er goed aan doet in de nabije toekomst een ontmoetingsdag aan dit onderwerp te wijden.
Wie denkt dat het thema katholiciteit alleen maar aan de orde komt in ‘katholiserende’ kringen vergist zich: ook in degelijke protestantse kringen wordt de laatste tijd steeds vaker aandacht gevraagd voor het katholiek karakter van de kerk. Zo zei prof. Gijsbert van den Brink in zijn toespraak op de Nationale Synode, gehouden op 25 en 26 oktober j.l., dat hij en zijn collega Kees van der Kooi in hun vorig jaar verschenen Christelijke Dogmatiek bewust niet hebben ingezet bij de de gereformeerde geloofstraditie, maar bij de algemeen christelijke, zoals die haar neerslag gevonden heeft in de trinitarisch-oecumenische belijdenis van NiceaConstantinopel. Verder herinnerde hij eraan dat het juist in onze postmoderne cultuur belangrijk is op te komen voor de kerk als instituut en in het verlengde daarvan voor concrete zichtbare eenheid - een typisch gereformeerd-katholieke stelling. Minstens even katholiek was wat prof. Kees van der Kooi zei, toen hij zijn in zijn slottoespraak nadrukkelijk stelde dat de reformatie bedoeld was als een noodmaatregel. Op de synode van Dordrecht (1618-1619) had men daar nog weet van, maar dat besef raakte allengs op de achtergrond en vergeten. Deze Dordtse ‘synode’ geeft er echter blijk van dat de tijd van de institututionele verkokering voorbij is. Verder zei hij Van der Kooi dat de zwakste plek van de protestantse leer de ecclesiologie is, de leer van de kerk. ‘Als ik zie hoe gemakkelijk sommige evangelische christenen met het instituut kerk omgaan, dan heeft dat meer te maken met modern of postmodern individualisme dan met wat de Schrift ons leert.’ En wat het ambt betreft: ‘Wanneer ik zie hoe goed bedoeld het instrument van de kerkvisitatie is, maar hoe onmachtig het tegelijkertijd is, dan wenst men zich een goede bisschop’. Kortom, de katholieke geluiden waren niet van de lucht, daar in die monumentale Grote Kerk van Dordrecht, waar meer dan 800 orthodoxe protestanten aanwezig waren.
In feite gaat het in het bovenstaande over gereformeerde katholiciteit: het besef dat de gereformeerde traditie ‘slechts een moment is in de traditie van de Catholica’ (Van Ruler) en dat je als gereformeerd c.q. hervormd christen dus altijd de ene heilige katholieke en apostolische Kerk van Christus in het oog (en in het hart!) behoort te houden. Dat besef proefde ik heel sterk in het onlangs verschenen boek Verscheurd verlangen. De uitblijvende eenheid van de gereformeerde gezindte, onder redactie van drs I.A. Kole (Labarum Academic 2013), verschenen ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte (COGG). Daarin reageren vier auteurs uit respectievelijk de Gereformeerde Gemeente, de Christelijk Gereformeerde Kerk, de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk en de PKN op een lezing van de hervormde Ds G. Boer, gehouden op de eerste conferentie van het GOGG in 1964. Daarin klinken uiteraard klassiek-gereformeerde geluiden door, zoals de nadruk op de prediking en de belijdenis, maar ook voluit katholieke geluiden, zoals de volgende markante zin: ‘De kerk van de reformatie is waarlijk met de kerk van alle eeuwen verbonden. Zij zingt in de Twaalf Artikelen het loflied van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Daarin heeft zij haar katholieke karakter bewaard. Zij wist zich gesteld op de lengteas van de gang van Christus door de eeuwen; zij wist ook van de breedte van Christus’ werk op alle plaatsen’ (88). Ook Boer hekelt de verdeeldheid van de gereformeerde gezindte, maar door vernieuwde studie van wat het Nieuwe Testament zegt over de kerk hebben we geleerd ‘dat er niet drie of meer christelijke gemeenten op één plaats kunnen zijn’(108) en gaan we begrijpen ‘dat de gereformeerde gezindheid een uiting is van en soms een pleister op ons slechte kerkelijke geweten’ (104). En verderop zegt hij dat de gereformeerde opvatting van de kerk als vóór alles een geestelijke gestalte geen alibi mag zijn om van de bijbelse eenheid van de zichtbare kerk af te komen: ‘De eenheid in Christus dient een zichtbare gestalte aan te nemen in de eenheid van de gemeente van nu’ (112). Maar wat moeten we dan doen? Niet allereerst organisatorisch aan de gang gaan, maar schuld belijden, ‘dat wij Gods gemeente op aarde zo toegetakeld hebben’ (105), om vervolgens biddend en vastend (115) te zoeken naar de wil van God voor zijn kerk.
Over bidden en vasten gesproken, op de synode van de Gereformeerde Gemeente werd tijdens de bespreking van een rapport over de secularisatie voorgesteld een boetedag te houden ‘in verband met de nood der tijden’ en dan van die boetedag ook een vastendag te maken, in lijn met wat in het verleden, zoals tijdens de Nadere Reformatie, gebruikelijk was (Reformatorisch Dagblad, 11 oktober 2013). Bidden en vasten als uitdrukking van totale geestelijke en lichamelijk concentratie op God in een benarde situatie (zie Mat.17:21) - deze oerbijbelse praktijk is blijkbaar niet alleen in de rroms-katholieke traditie bewaard gebleven, maar ook in de meest gereformeerde hoek van de reformatie! En bij evangelische christenen. Enige tijd geleden hebben Syrische christenen hun medechristenen opgeroepen tot een dag van gebed en vasten voor Syrië. Het waren - beschamend genoeg - hoofzakelijk evangelische christenen die daar gehoor aan gaven. Zou het een idee zijn de Raad van Kerken te vragen een bid-en vastendag voor Syrië uit te roepen en alle christenen in Nederland te vragen daaraan mee te doen? Volgens mij heeft dat alles met kaholiciteit te maken!
In de Vrijgemaakt-Gereformeerde Kerken wordt momenteel druk overlegd over de vraag of de kerkelijke ambten opengesteld dienen te worden voor vrouwen. Prof. Barend Kamphuis, sind kort lid van onze stuurgroep, en Marinus de Jong, theologisch student aan de Theologische Universiteit Kampen, hebben zich in de discussie gemengd met een interessant arikel in het Nederlands Dagblad van 3 oktober j.l. Daarin vragen zij aandacht voor het katholieke aspect van deze zaak, door hun kerk eraan te herinneren dat zij onderdeel is van de kerk van alle tijden en alle plaatsen. En dat het daarom haar plicht is niet op eigen houtje een dergelijke vergaande beslissing te nemen, maar eerst te luisteren naar andere kerken. ‘Wij zijn niet alléén christenen. De hele kerk leest de Schrift. De Geest werkt in de kerk over de hele wereld. Dat is het luisteren waard’. Maar wat, als blijkt dat grote delen van de wereldkerk – veel gereformeerde en evangelisch-charismatische kerken, de gehele rooms-katholieke kerk en alle oosters-orthodoxe kerken - geen vrouw in een regeer- of leerambt kennen? Moet dan de Vrijgemaakt-Gereformeerde Kerk zich daarbij neerleggen? ‘Geenszins’, zeggen de auteurs, ‘want de ene katholieke kerk sluit pluraliteit niet uit en culturele diversiteit in verschillende tijden en plaatsen kan pluraliteit rechtvaardigen’. Zij zijn dus niet tegen de vrouw in het ambt, maar ze vragen hun kerk bij het nemen van een beslissing alle factoren mee te wegen – ook de vaak vergeten factor van de katholiciteit. Dezelfde vraag kan gesteld worden aan de Protestantse Kerk in Nederland, als zij overweegt aan niet-geordineerde ambsdragers sacramentsbevoegdheid te verlenen. Ook die vraag raakt de katholiciteit van de kerk.
In het septembernummer van het blad Pokrof staat een interview met pater Michel Van Parys, emeritus-abt van Chevetogne, over de actuele betekenis van de kerkvaders. Waarom zouden mensen van de 21e eeuw oude kerkvaders lezen uit de eerste eeuwen van de kerk? Van Parys noemt een aantal redenen:
Ook buiten ‘professionele kringen’ is grote interesse voor hoe de kerkvaders de bijbel hebben gelezen’. En dan verwijst hij naar het recent verschenen boek Reading the Gospels with the Early Church. A Guide, edited by Tamara Grdzelidze, uitgave World Councel of Churches, Geneva 2013. Het is geschreven om christenen aan te moedigen in oecumenisch verband de Bijbel te gaan lezen, met gebruikmaking van commentaren van de leraars van de vroege kerk. Zij zijn onze gemeenschappelijke ‘vaders in het geloof’ en de sprekende getuigen van de eenheid-in-verscheidenheid van de ongedeelde kerk. Hopelijk gaat dit boek in veel oecumenische leerhuizen gebruikt worden.
‘Veel Amerikaanse twintigers worden in toenemende mate aangetrokken tot hoogkerkelijke tradities – het Rooms-Katholicisme, de Oosterse Orthodoxie, de Episcopaalse Kerk. De oude liturgische vormen lijken zo zonder pretenties, zijn zo weinig gericht op ‘cool’ – en dat is verfrissend authentiek’. Aldus de constatering van de onder evangelicals bekende publiciste Rachel Evans (32) in een artikel voor het religieblog Belief van CNN. Uitvoerig beschrijft ze wat de millennials missen in de kerk en waarom met name de hoogopgeleiden onder hen weggaan. De evangelische kerken hebben vaak een helder theologisch verhaal, maar ze ontwijken de moeilijke vragen, vooral op het gebied van de ethiek. Als je daarmee voor de dag komt wordt vaak gezegd: je moet bidden om geloof. Het gevolg is, aldus Evans, dat ‘jonge evangelischen vaak het gevoel hebben dat ze moeten kiezen tussen hun intellectuele integriteit en hun geloof, tussen wetenschap en christendom, tussen mededogen en heiligheid.’ Wanneer ze daar over spreekt met voorgangers is vaak hun reactie: ‘Dus, wat je zegt is dat we hippere praisebands moeten inzetten.’ ‘Dit is het moment’, schrijft ze dan, ‘dat ik met mijn hoofd tegen het spreekgestoelte begin te bonken. Steeds weer is de aanname van christelijke leiders – en van evangelische leiders in het bijzonder – dat de sleutel om twintigplussers terug te trekken naar de kerk simpelweg ligt in wat stilistische aanpassingen: wat pittiger muziek, wat lossere diensten, een koffiehoek in de ontmoetingsruimte, een voorganger die strakke spijkerbroeken draagt en een opgefriste website inclusief de mogelijkheid om om online giften over te maken.’ Maar wat millenials werkelijk willen is niet een verandering van stijl, maar een verandering van inhoud. ‘We verlaten de kerk niet omdat we daar de ‘coole’ factor niet vinden, maar omdat we daar Jezus niet vinden.’ Blijkbaar, zo denk ik dan, vinden ze Hem wel in de liturgie van de hoogkerkelijke traditie, waarin het sacrament van de eucharistie centraal staat en alles gericht is op de ontmoeting met Christus.
Ook in ons land hoor je – niet alleen in evangelicale kringen, maar ook in de mainstreamkerken steeds vaker roepen: als we ‘de’ jongeren willen bereiken moeten we de liturgie aantrekkelijker maken. De klassieke katholieke of protestantse rituelen, de vaste teksten, de oude liederen en gebeden – het zegt hen allemaal niets meer. Dat zal wel ten dele waar zijn. Maar er is ook een andere kant. Veel jongeren zoeken in de kerk authenticiteit, heiligheid en vooral: sacraliteit, omdat ze intuïtief beseffen: hier is God te vinden! Waarom zouden ze anders bij duizenden naar Taizé gaan? In een een oud adventslied komt de regel voor: ‘In ’t Woord laat Hij zich vinden, in avondmaal en doop.’ (Liedboek 2013, nr 440, strofe 2). Het klinkt erg traditioneel, maar precies dàt is het geheim van de liturgie.
‘De kerk is van alle tijden en alle plaatsen. De kerk wil zijn daar waar de mensen zijn, vandaar deze PKN-internetkerk’, aldus scriba Arjan Plaisier bij de start (of moet ik schrijven: de stichting?) van Mijnkerk.nl op dinsdag 15 oktober j.l. in de EO-kapel te Hilversum. Het was fascinerend om te zien hoe ds Fred Omvlé verbonden werd aan…ja, waaraan eigenlijk?
Het leek verdacht veel op wat het Dienstboek van de PKN noemt een verbintenis: de internetdominee kreeg een witte stola omgehangen voorzien van de logo’s van Twitter en Facebook, hij ontving de zegen van Sint Patrick, er werd uit de Bijbel gelezen (Psalm 23), er was een videopreek van drie minuten, er klonk gezang (‘Hier ben ik veilig, hier ben ik sterk, hier ben ik heilig, dit is mijn kerk’) en er werd gebeden (ingezameld via Twitter).
Er zijn genoeg vragen te stellen bij de liturgische vormgeving van de start van de eerste digitale pionierskerk in Nederland, maar ik denk dat Plaisier in zijn toespraakje terecht een verbinding legde tussen de katholiciteit van de kerk (‘de kerk is van alle tijden en alle plaatsen’) en het internet. Voor een kerk die belijdt katholiek te zijn kan een digitale kerk een uitdaging zijn om mensen wereldwijd met elkaar te verbinden. Of, om het te zeggen met de woorden van paus Franciscus in een toespraak over ‘Christus verkondigen in het digitale tijdperk’: ‘Het internet moet gebruikt worden om vaak gekwetste of verloren reële mensen te ontmoeten en hen echte redenen voor hoop aan te bieden.’ Prachtig, het internet als pastoraal en diaconaal instrument. Maar mijn vraag is wel: vormen de mensen die men bereiken wil een gemeente? ‘Het twitteraccount moet zorgen voor rechtstreeks contact met de doelgroep’, las ik. Dat lijkt me goed mogelijk als het gaat om het inzamelen van gebedsintenties, maar kan een door middel van een twitteraccout gevormde (anonieme) groep volgers ooit een gemeente worden? Wezenlijk voor een christelijke gemeente is toch dat mensen samenkomen op één en dezelfde plek (epi to auto, Hand. 2:1), samen zingen en bidden, elkaar de hand reiken en wederzijds de vrede van Christus toezeggen, elkaar in de ogen kijken bij het doorgeven van het brood uit de hemel en de wijn van het Koninkrijk? ‘De verkondiging van het evangelie vereist authentiek menselijke relaties en voert langs het pad van persoonlijke ontmoeting met de Heer’, aldus nog een keer paus Franciscus. ‘Daarom is internet niet genoeg, is de technologie niet genoeg’. Nu kun je natuurlijk hetzelfde zeggen van een ouderwetse radio- of TV kerkdienst. Dus het is niet eerlijk om daar nu ineens mee aan te komen als het gaat over de internetkerk. Maar wel denk ik dat we ons in het digitale tijdperk opnieuw moeten bezinnen op de vraag naar de aard van de christelijke gemeenschap (koinonia). In het Katholiek Appel staat dat deze gemeenschap allereerst gestalte krijgt in de viering van de eucharistie. Ik hoop dat Omvlé met zijn volgers geen avondmaal gaat vieren, zoals sommige sommige Amerikaanse virtuele kerken doen. Want een virtuele eucharistieviering is in tegenspraak met zichzelf. Ik heb bewondering voor de poging van de PKN om met het evangelie de virtuele wereld in te gaan. Daar liggen grote kansen en mogelijkheden. Maar laten we wat daar gebeurt geen ‘kerk’ noemen – tenzij we het oude protestantse dogma van de onzichtbare kerk weer van stal halen. Want in feite is de digitale kerk daar een moderne vertaling van.
Oecumenisch Forum voor Katholiciteit
p/a Oud-Katholieke Kerk van Nederland
Koningin Wilhelminalaan 3
3818 HN Amersfoort
info@forumkatholiciteit.nl of
via het contactformulier