Wie denkt dat het thema katholiciteit alleen maar aan de orde komt in ‘katholiserende’ kringen vergist zich: ook in degelijke protestantse kringen wordt de laatste tijd steeds vaker aandacht gevraagd voor het katholiek karakter van de kerk. Zo zei prof. Gijsbert van den Brink in zijn toespraak op de Nationale Synode, gehouden op 25 en 26 oktober j.l., dat hij en zijn collega Kees van der Kooi in hun vorig jaar verschenen Christelijke Dogmatiek bewust niet hebben ingezet bij de de gereformeerde geloofstraditie, maar bij de algemeen christelijke, zoals die haar neerslag gevonden heeft in de trinitarisch-oecumenische belijdenis van NiceaConstantinopel. Verder herinnerde hij eraan dat het juist in onze postmoderne cultuur belangrijk is op te komen voor de kerk als instituut en in het verlengde daarvan voor concrete zichtbare eenheid - een typisch gereformeerd-katholieke stelling. Minstens even katholiek was wat prof. Kees van der Kooi zei, toen hij zijn in zijn slottoespraak nadrukkelijk stelde dat de reformatie bedoeld was als een noodmaatregel. Op de synode van Dordrecht (1618-1619) had men daar nog weet van, maar dat besef raakte allengs op de achtergrond en vergeten. Deze Dordtse ‘synode’ geeft er echter blijk van dat de tijd van de institututionele verkokering voorbij is. Verder zei hij Van der Kooi dat de zwakste plek van de protestantse leer de ecclesiologie is, de leer van de kerk. ‘Als ik zie hoe gemakkelijk sommige evangelische christenen met het instituut kerk omgaan, dan heeft dat meer te maken met modern of postmodern individualisme dan met wat de Schrift ons leert.’ En wat het ambt betreft: ‘Wanneer ik zie hoe goed bedoeld het instrument van de kerkvisitatie is, maar hoe onmachtig het tegelijkertijd is, dan wenst men zich een goede bisschop’. Kortom, de katholieke geluiden waren niet van de lucht, daar in die monumentale Grote Kerk van Dordrecht, waar meer dan 800 orthodoxe protestanten aanwezig waren.