Enige tijd geleden stond er in het Nederlands Dagblad een mooie column van Bart Jan Spruyt over de middeleeuwse antifoon Media vitae in morte sumus - Midden in het leven zijn wij in de dood en Luthers ‘evangelische’ omkering daarvan: Midden in de dood zijn wij in het leven. Daarmee is inderdaad trefzeker onder woorden gebracht waar het in het evangelie om gaat. Zo is een boetelied een troostlied geworden, waar wij, nu er een pandemie over de wereld raast die al aan meer dan twee miljoen mensen het leven heeft gekost, troost uit putten. Maar er is meer over dit lied te zeggen.
Wie vertrouwd is met het Liedboek voor de kerken uit 1973 en zijn opvolger Zingen en bidden in huis en kerk uit 2013 zal bij het lezen van genoemde column ongetwijfeld gedacht hebben aan het lied van de dichter Muus Jacobse (de neerlandicus Klaas Heeroma, 1909-1972), dat helemaal gedacht is vanuit Luthers omkering van de thematiek.
Heeroma schreef het in 1961, naar aanleiding van de hervatting van de kernbomexperimenten. In het Compendium bij het Liedboek voor de kerken zegt hij daarover: “Nog nooit, ook niet in oorlogstijd, had ik mij zo ‘midden in de dood’ gevoeld, zo ‘met de dood voor ogen, met de dood in ’t bloed’. Toen moest ik denken aan de middeleeuwse antifoon Media vita in morte sumus, door Luther vertaald – of liever: bewerkt naar een al bestaande Duitse vertaling – als Mitten wir im Leben sind mit dem Tod umfangen. Maar ik dacht ook aan het avondmaal, de maaltijd tot het leven, ‘midden in de dood’ en ik keerde de beginregel van de antifoon om: ‘Midden in de dood zijn wij in het leven, want ‘Eén breekt het brood om met ons te leven midden in de dood’.”
De volledige tekst van het lied luidt:
Midden in de dood
zijn wij in het leven,
want Eén breekt het brood
om met ons te leven
midden in de dood.
Dood is in ons bloed,
dood voor onze ogen,
maar Hij geeft ons moed,
dat wij leven mogen
met de dood in 't bloed.
Dat wij uit de dood
opstaan om te leven,
etend van het brood
dat Hij heeft gegeven
midden in de dood.
Lamp voor onze voet,
licht in onze ogen,
geef ons levensmoed
met de dood voor ogen,
met de dood in ’t bloed.
Jezus, uit de dood
opgestaan ten leven,
wees voor ons het brood
dat wij in U leven
midden in de dood.
Wees voor ons de wijn,
dat wij van u drinken.
Wees voor ons de pijn,
dat wij in U zinken,
dat wij in U zijn.
Of Heeroma wist dat Luther de tekst van de antifoon omgekeerd had? Ik denk het niet, anders zou hij het zeker vermeld hebben.
Ik houd het erop dat het Heeroma’s poëtische intuïtie was die hem ertoe bracht de ’antifoon van de dood’, zoals de antifoon Media vita genoemd werd, om te buigen tot een diepzinnig avondmaalslied, dat dit sacrament bezingt als maaltijd die leven geeft, of zoals de kerkvader Ignatius van Antiochië zei: als pharmakon athanasias, geneesmiddel der onsterfelijkheid.
Zei Jezus niet: “Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven” (Joh. 6:54)? Wat zegt dat over de vanzelfsprekendheid waarmee de kerken besloten om in deze bange dagen geen avondmaal of eucharistie te vieren?
Hans Kronenburg