Op 14 mei werd tijdens een symposium aan de VU een opmerkelijk boek gepresenteerd: Hun God de mijne? Over de God van Gerrit Achterberg, Hendrik Marsman, Martinus Nijhoff en Ida Gerhardt, geschreven door dr. Martien Brinkman, hoogleraar oecumenische/interculturele theologie. Van de vier daar gehouden inleidingen wil ik er één uitlichten: die van drs Gerda van de Haar, redacteur van het literair tijdschrift Liter. Op het spoor gezet door Brinkman legde zij namelijk een buitengewoon boeiend verband tussen de dichter Nijhoff en het thema katholiciteit. Dat is verrassend, omdat Nijhoff – indien al christelijk – meestal als (vrijzinnig)
protestant beschouwd wordt, steevast met een verwijzing naar zijn beroemde gedicht De moeder de vrouw (‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien…’) en het gegeven dat Nijhoffs moeder heilssoldate was. Van de Haar: ‘Het werk van Nijhoff is nogal eens tegen die protestantse achtergrond beschreven, met een psalmenzingende moederfiguur en met een heilssoldate die ook iets met de biografische moeder te maken heeft’.
Maar het is de vraag of die interpretatie klopt. Wie zijn lekenspelen analyseert - het kerstspel De Ster van Bethlehem, het paasspel De dag des Heren en het vooral pinksterspel Des Heilands tuin - ontdekt een Nijhoff die de taal spreekt van de vroege kerk, het credo en de vroeg-middeleeuwse hymnen. Van de Haar: ’In het paasspel daalt Christus na zijn kruisdood zegevierend neer in het dodenrijk, om Adam en Eva en alle ouden uit de kluisters van de dood te verlossen. Dat is gewoon de taal van het oude credo: ik geloof in Jezus Christus, gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle’. Maar hier is de hel nog niet vergeestelijkt tot de angsten en de pijnen die Jezus aan het kruis geleden heeft, zoals in het gereformeerde (niet het lutherse!) protestantisme. Verder spelen in het Pinksterspel vroeg-middeleeuwse hymnen een sleutelrol: op cruciale momenten worden door het koor het Veni creator Spiritus (Kom, Schepper, Geest) en de sequentie Veni sancte Spiritus (Kom, heilige Geest) gezongen. En de vier heidense Sybillen, die aan het slot van het spel hun boeken met voorspellingen aanbieden aan de apostelen, blijken - net als bij de vroegchristelijke apologeten - getuigen van Christus te zijn. Inderdaad, de manier waarop Nijhoff bijbelse en christelijke motieven heeft verwerkt in deze liturgische spelen (maar ook elders in zijn werk) ademt de geest van het vroege christendom. En wat Nijhoffs moeder betreft, ‘die was helemaal niet alleen maar die heilssoldate’, aldus Van de Haar. Zeker, nadat ze zich in 1902 bekeerd had tot het christendom (voor die tijd voelde ze zich aangetrokken tot de theosofie) was ze lange tijd lid geweest van het Leger des Heils. Maar wat Van de Haar niet wist is dat Johanna Nijhoff - Seijn, toen haar zoon Martinus 24 jaar was, overgegaan is tot het katholicisme, ‘waar zij op een even missionaire als diakonale manier gestalte aan gaf als toen toen zij heilssoldaat was.’ (…) ‘Maar dat was mij allemaal ontgaan, tot ik door Brinkman op het spoor was gezet. Ik ben dan ook protestant, en dit vertellen wij blijkbaar niet aan elkaar door’. Dat Nijhoff de sensus catholicus thuis had opgesnoven blijkt uit het gedicht Een woord van dank, opgedragen aan pater Franciscus Josephus Bonaventura Kruitwagen, o.f.m., een huisvriend van zijn ouders die veel
samenwerkte met zijn (niet-kerkelijke) vader en ook de uitvaart van zijn moeder geleid had:
Een woord van dank
O kenner van het Oude Boek,
o volger van het Kruis,
de vrede kwam met uw bezoek
in ’t ouderlijke huis.
Mijn moeder bood u de avondspijs,
mijn vader vulde uw glas,
en ’ t was me, of ik in ’t Paradijs
of in Bethanië was.
Maar de innigste gedachtenis
die ik in mij bewaar
dagtekent van een dodenmis
met u op het altaar.
Mijn moeder, tijdens de litanie,
is hemelwaarts gegaan,
en mijn vader raakte met de stugge knie
voor het eerst de aarde aan.
Aanvaard de dank, getrouwe vriend,
van een gezegend huis.
Gij hebt als kandelaar gediend
voor ’t licht van Boek en Kruis.
Van de Haar concludeert: “Hoe dan ook, als het over Nijhoffs ‘christendom’ gaat, dan moeten wij denken aan een levenshouding en aan religieuze opvattingen die mede getekend zijn door de beseffen van de oude, nog ongedeelde kerk”.
Nog even terug naar Nijhoffs Pinksterspel Des Heilands tuin. Ooit hebben we dat opgevoerd met een groep leden van ‘De jonge kerk’. De tekst nog weer eens doorlezend raakte ik steeds meer overtuigd van het gelijk van Gerda van de Haar. Het spel wemelt van katholieke noties. Niet alleen de beide reeds genoemde hymnen, die de stem van de kerk der eeuwen, symboliseren, en de vier sybillen, symbolen van de universaliteit van het heil, komen we er in tegen, ook alle grote katholieke elementen: de twaalf apostelen en hun wereldwijde opdracht (met Petrus in de hoofdrol!) Maria, het Magnificat, de tien geboden, de zeven Geestesgaven en tenslotte het Onze Vader, waar het spel mee eindigt.
Op weg naar Pinksteren, aansluitend bij het lied waar deze Nieuwsbrief mee begon, eindig ik met misschien wel het meest katholieke fragment uit het Pinksterspel, waarin Maria aan de andere apostelen haar visioen van de kerk vertelt:
Broeders, hoort toe. Hoort welk een groots visioen ik kreeg
toen uw gezamenlijk gebed ten hemel steeg.
Ik zag gebouwd worden een huis zo ruim van wanden
dat het bevatten kon de volken aller landen.
Gegrondvest op een rots, hief het zijn dakgewelf
wijd over de aarde heen gelijk de hemel zelf.
In dit huis, hoorde ik, werd gesproken en gezongen.
Maar zie, hoewel men sprak en zong in vele tongen,
Het was of uit één mond de bede werd herhaald
die mij reeds boven de ingang tegen had gestraald:
o Lam Gods, gij die zonde wegneemt, geef ons vrede.