De scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, dr. Arjan Plaisier, heeft in april als onderdeel van een bezinningsproces aangaande het ambt zeven brieven over het ambt geschreven, onder meer aan de predikanten, de ouderlingen en de diakenen. Bijzonder is dat de zesde brief gericht is aan de Nederlandse (rooms-katholieke) bisschoppen. Daarmee doet Plaisier een oprechte poging om de steeds weer stagnerende discussie over het ambt, het eigenlijke knelpunt in de oecumene, open te breken. Hij begint met vragen te stellen aan zijn eigen traditie: hebben protestanten niet de neiging om een tegenstelling te zien tussen gezag en vrijheid? Staat in de protestantse ambtstraditie het collegiale aspect van het ambt het persoonlijke niet in de weg? En is er onder protestanten niet te weinig besef van het ambt als drager van eenheid? Terechte en zeer herkenbare vragen. Hij stelt echter ook kritische vragen aan de (rk) bisschoppen: of in hun ambtspraktijk wel voldoende doorzichtig wordt dat het ambt ten diepste dienst aan Christus is en of het collegiale karakter van hun ambt wel voldoende accent krijgt. De derde vraag, de meest spannende, betreft het ambt als teken van verbinding met de katholieke kerk, het katholiek gehalte van het ambt dus. Opmerkelijk is dat de auteur dan ineens in de wij-vorm gaat spreken: ‘wij’ (bedoeld is: protestanten, J.K.) ‘zijn als kerken op dit moment niet ten volle katholiek (nota bene, JK). Juist daarom willen we onze ambten verstaan als open handen naar de gehele christenheid. In het bijzonder naar u, met wie we een gezamenlijke geschiedenis hebben van 1500 jaar. Kunnen wij elkaars ambten erkennen als deze open handen, als diensten die God gebruikt in de apostolische missie, ook zonder elkaars ambtsvisie ten volle te delen?’ De brief besluit met de opmerking dat we in onze post-christelijke wereld niet meer gescheiden kunnen optrekken. We zijn terug bij af, d.w.z. terug bij de zending van de apostelen, terug bij elkaar. ‘Dat stelt ons protestanten voor de vraag of wij uw bisschoppen (en de paus) als apostolische getuigen zien. Aan u de vraag of u zo onze dominees kunt erkennen. Onder andere daarover voeren we graag het gesprek met u’.
De brief getuigt van zelfkritiek en oecumenische openheid. Maar of de bisschoppen er positief op zullen reageren? De (rk) theoloog Hendro Munsterman heeft er in het Nederlands Dagblad van 23 april op gewezen, dat de erkenning waar Plaisier om vraagt nauwelijks problemen zal oproepen. Natuurlijk zullen de bisschoppen de bijzondere diensten die de protestantsen aan hun ambtsdragers toekennen als door God gebruikte diensten erkennen. Maar ‘dat betekent nog geen erkenning van het protestantse ambt als kerkelijk ambt in de katholieke (bedoeld is: rooms-katholieke, J.K.) zin van het woord. Een waarachtige erkenning zou betekenen dat onze verschillende ambtstheologieën niet meer kerkscheidend zijn’. Om zover te komen moet er overeenstemming zijn over een aantal lastige vragen: behoort het drievoudig ambt van bisschop, presbyter en diaken tot de wezenskenmerken van de kerk van Christus? Kunnen protestanten een vorm van bisschopsambt aanvaarden en zo ja, onder welke voorwaarden? En zou zo’n bisschopsambt voor de RK-kerk aanvaardbaar zijn?
Kortom, aldus Munsterman, Plaisier vraagt om een erkenning die eigenlijk geen erkenning is. Ik voeg daar aan toe: willen protestanten en rooms-katholieken ooit zo ver komen dat ze elkaars ambten erkennen, dan zullen ze beiden eerst katholiek moeten worden en samen op zoek moeten gaan naar een drievoudig ambt dat voor beiden aanvaardbaar is. Zou het een idee zijn om daarvoor eens naar de oud-katholieke ambtsopvatting te kijken? Die is geënt op de vroeg-christelijke traditie en vormt een synthese van de goede dingen van Rome en de goede dingen van de Reformatie. Een trialoog tussen Rome, de Reformatie en de Oud-katholieken over het ambt zou de oecumene wel eens een heel eind verder kunnen helpen!