In het kerstnummer van De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond, schreef ds G.C. Bergshoeff een artikel getiteld ‘Komt laten wij aanbidden’. Na gewezen te hebben op de wijzen uit het oosten, die de nieuwgeboren koning aanbidden en de hemelse liturgie in het boek Openbaring, waarin de vier dieren en de 24 oudsten zich neerwerpen voor God en het Lam
schrijft de auteur: ‘Misschien dat onze houding wanneer wij samenkomen een signaal is’ en hij vervolgt: ‘De protestantse traditie kent een diversiteit aan gebruiken en vormen. Er zijn zelfs speciale aanbiddingsdiensten. Opmerkelijk is wel dat de meest passende vorm van aanbidding, het knielen, bij mijn weten nauwelijks voorkomt. Een houding die de Rooms-Katholieke Kerk overigens nog wel kent’. Even verder verwijst hij dan naar dr W. Aalders, die in de jaren dertig (?) van de vorige eeuw in de Haagse Maranathakerk knielbanken liet aanbrengen – wat prof. Severijn aanleiding gaf om in De Waarheidsvriend een artikel te schrijven onder de titel ‘Verroomsing’. Severijn schreef ‘dat het de christen siert om te knielen voor de levende God, maar niet in de zondagse samenkomst. Dat zou een knielval betekenen voor Rome.’ Bergshoeff concludeert dat de knielbank geen gemeengoed geworden is. Zelfs de discussie erover voeren we niet. Hij betreurt dat en schrijft vervolgens:’ Met alle vernieuwingen die in kerken en gemeenten worden ingevoerd, is eentje opvallend afwezig: het knielen. Je zou bijna gaan denken dat daar meer achter zit. Vinden we het toch wat lastig om letterlijk neer te vallen voor de Koning der koningen?’.