Johannes:
Wat is geweest van het begin af,
wat wij hebben gehoord,
wat wij met eigen ogen hebben gezien,
wat wij hebben aanschouwd en
onze handen hebben betast van
het woord dat leven is, –
ja, het leven zelf is verschenen,
en wij hebben gezien
en betuigen en verkondigen u
het eeuwige leven
dat bij de Vader was
en aan ons is verschenen;
wat wij hebben gezien en gehoord
kondigen wij ook u aan,
opdat ook gij gemeenschap hebt met ons;
onze gemeenschap is met de Vader
en met zijn zoon Jezus Christus;
en dat wij dit nu schrijven
maakt onze vreugde volkomen!
En dit is de verkondiging die wij
van hem hebben gehoord en u kond doen:
God is licht en
duisternis is er bij hem helemaal niet!
1 Johannes 1:1-6 (vert. Naardense Bijbel)
Paulus:
Mij, de allerminste van alle heiligen,
is de genade geschonken
om de heidenen de ondoorgrondelijke rijkdom
van Christus te verkondigen,
en voor allen in het licht te stellen
hoe het mysterie dat in alle eeuwen
verborgen was in God, de Schepper van het al,
werkelijkheid wordt.
Zo zal nu door de kerk
de wijsheid van God
in al haar schakeringen
bekend worden aan alle vorsten en
heersers in de hemelsferen,
naar het eeuwenoude plan
dat hij heeft verwezenlijkt
in Jezus Christus, onze Heer.
in wie wij vrijelijk toegang hebben tot God,
vol vertrouwen door ons geloof in hem.
Daarom buig ik mijn knieën voor de vader,
die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde.
Moge hij vanuit zijn rijke luister
uw innerlijke wezen kracht en sterkte
schenken door zijn Geest,
zodat door uw geloof
Christus kan gaan wonen in uw hart,
en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde.
Dan zult u met alle heiligen
de lengte en de breedte,
de hoogte en de diepte
kunnen begrijpen,
ja de liefde van Christus kennen
die alle kennis te boven gaat,
opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid.
Aan hem die door de kracht
die in ons werkt
bij machte is
oneindig veel meer te doen
dan wij vragen of denken,
aan hem komt de eer toe
in de kerk en in Jezus Christus,
tot in alle generaties,
tot in alle eeuwigheid.
Amen.
Efeziërs 3: 8-21 (vertaling NBV)