Over het gezamenlijk gebed als bron van eenheid
Sinds kort woon ik in een klooster, of eigenlijk een voormalig klooster, dat ook functioneert als verzorgingshuis: het moederhuis van de Fraters van Utrecht op de grens van Zeist en De Bilt. Behalve fraters wonen er missiezusters, monialen, emeriti-pastores en nu dus ook een emeritus predikant. Een boeiend gezelschap van vrouwen en mannen die niet alleen samen eten en koffiedrinken, maar ook proberen iets van de kloostertraditie te bewaren door samen de vespers te bidden en de eucharistie te vieren. Kerkrechtelijk mag ik aan dat laatste natuurlijk niet meedoen, maar niemand die daar een probleem van maakt: waar mensen als broeders en zusters samenleven, daar is de Heer immers in hun midden (Psalm 133)? Waarom zou dat wel gelden voor het gezamenlijk koffiedrinken en niet voor een gezamenlijke eucharistieviering?
Ik weet me dan ook helemaal opgenomen in de gemeenschap, ook al omdat ik (bij gebrek aan beter) als huisorganist fungeer en alle diensten mag begeleiden. Mede daardoor ben ik me nog veel meer dan voorheen bewust geworden van de gemeenschap vormende kracht van de liturgie.
In het oecumenisch gesprek is het vanouds een strijdpunt, of de gezamenlijke viering van de eucharistie het eindpunt vormt van de oecumene of het beginpunt. Moeten we het eerst eens zijn over allerlei dogmatische (en ethische!) vragen om samen de eucharistie te kunnen vieren, of komen we eerst biddenderwijs samen rond de Tafel van de Heer om vandaar uit ‘samen op weg’ te gaan? Ik heb gemerkt dat het in een gemeenschap waar het gezamenlijk gebed in Christus’ naam centraal staat, volstrekt vanzelfsprekend is dat ook de eucharistie gezamenlijk gevierd wordt. Maar ook het omgekeerde is waar: waar mensen samen de eucharistie vieren, daar ontstaat een gemeenschap, daar ontstaat kerk.
Om het met de apostel Paulus te zeggen: ‘Is niet het brood dat wij breken de gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam: wij hebben immers deel aan het ene brood’ (1 Kor. 10:16). Waar mensen samen deelhebben aan het lichaam van Christus (de eucharistie) worden zij lichaam van Christus (kerk). Mijn hart sprong dan ook op van vreugde, toen ik op Sacramentsdag - de donderdag na zondag Trinitatis - in onze kapel tijdens de eucharistieviering de voorganger hoorde bidden:
Christus, manna uit de hemel,
Gij vormt allen
die deelhebben aan het ene brood
tot één lichaam –
bewaar uw gelovigen in vrede en eensgezindheid.
Bij het zingen van de acclamatie heb ik stiekem een register bijgetrokken en net iets luider dan anders zongen we: Heer, onze God wij bidden U: verhoor ons!
Hans Kronenburg