1. Persoonlijke inleiding
Het thema ‘katholiciteit’ boeit mij al jaren. Dat heeft te maken met mijn levensloop. Daarom wil ik eerst iets over mezelf vertellen. Ik ben een grensganger en leef al meer dan dertig jaar op de grens van rooms-katholicisme en protestantisme. Ik noem me graag ‘hervormd-katholiek’ of ‘pro-teliek’ (W. Barnard), omdat ik me niet wil neerleggen bij de tragische scheiding die zich voltrokken heeft tussen Rome en de Reformatie en ik het als mijn ‘roeping’ zie de goede dingen van beide tradities bij elkaar te brengen, te integreren.
Vanwege de opdracht van Christus: ‘Dat zij allen een zijn’ (Joh. 17) en vanwege wat Paulus zegt over het eenheid van het Lichaam van Christus (1 Kor. 12). Er mag wel diversity (verscheidenheid) binnen het ene lichaam zijn, maar geen diversion (verdeeldheid, uiteenvallen) in verschillende lichamen. Dat laatste is in feite de situatie: het Lichaam van Christus is uiteengevallen in vele lichaampjes, denominaties. En we vinden dat heel gewoon. Maar, net als de zonde is het een ‘onmogelijke mogelijkheid’ (K. Barth). Daarmee maken we Christus te schande en God, want ‘JHVH is een’, Christus is een en zijn Lichaam is een. En er is maar een geloof en een doop (Ef. 4), daarom is maar één kerk!
De romana en de reformata leven sinds jaar en dag van elkaars eenzijdigheden: de drie ‘sola’s van de Reformatie: sola scriptura, sola fide, sola gratia staan tegenover het drie maal ‘en’ van Rome: schrift en traditie, geloof en goede werken, genade en menselijke medewerking. Historisch begrijpelijk na vijf eeuwen reformatie en contra-reformatie, maar het wordt tijd dat te corrigeren. En oog te krijgen voor elkaars eenzijdigheden. Gelukkig is er al veel veranderd (Vaticanum II en als vervolg daarop allerlei mutilaterale en bilaterale dialogen). Zo hebben we geleerd dat het ‘sola’ van de Reformatie niet in strijd hoeft te zijn van het ‘en’ van de Romana. En nu weten we: ‘Er is meer dat ons bindt dan dat ons scheidt’ (Unitatis Redintegratio). Daarom moeten we bindend bezig zijn en niet scheidend.
Vanuit deze overtuiging heb ik vanaf de tijd dat ik als pastor verbonden was aan het Citypastoraat Domerk, Utrecht (1980-1991) geprobeerd allerlei nog steeds als ‘rooms’ beschouwde elementen van de chr. geloofstraditie te integreren in de protestantse: elke zondag een dienst van Schrift en Tafel, een heiligenkalender en een bescheiden biechtprakltijk. In 2003 promoveerde ik op een dissertatie over het bisschopsambt. En in 2007 heb ik samen met mijn collega René de Reuver een boek gepubliceerd over katholiciteit (gepresenteerd op Hervormingsdag 2007, aan de vooravond van Allerheiligen). Ik zie dat als een soort climax: daar gaat het tenslotte om: de vraag van de katholiciteit, of protestanten en katholieken de weg kunnen vinden naar een voluit katholieke manier van geloven en kerk zijn.
2. De PKN: een katholieke kerk?
De spits van de bundel Wij zijn ook katholiek is allereerst gericht op mijn kerk: de PKN. Met deze titel willen wij haar eraan herinneren, dat ze niet alleen protestants is (daarop is genoeg de nadruk gelegd door de kerkleiding), maar ‘ook’ katholiek. We willen laten zien dat de PKN diep geworteld in de traditie van de catholica, d.w.z. niet de Rooms-katholieke kerk, maar de ‘ene heilige katholieke en apostolische Kerk van Christus’ (Nicenum).
Dat valt af te leiden uit de drie ‘boekjes’ die haar identiteit bepalen:
(1) De kerkorde, meteen al in artikel I.1, het visitekaartje van de PKN: ‘De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke kerk, die zich, delend in de aan Israel geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God’. Het mag ons niet ontgaan: er staat niet: de PKN is ‘de’ gestalte van…., ook niet ‘een’ gestalte, maar ‘gestalte’, zonder lidwoord.
(2) De belijdenis, genoemd in artikel I.4.5 van de kerkorde: ‘Het belijden van de kerk geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht’: en dan worden genoemd: de vroegchristelijke credo’s (Apostolicum, Nicenum, Athanasianum), de lutherse Confessio Augustana, de drie gereformeerde belijdenisgeschriften (Confessio Belgica, Heidelbergse Catechismus, Dordtse Leerregels). In haar belijden weet de PKN zich dus verbonden zowel met de algemeen – christelijke kerk als met haar reformatorische verleden. Maar het eerste gaat voorop: christianus mihi nomen, reformatus cognomen!
(3) Het dienstboek (I 1998, II 2004): in de liturgie van de PKN komen twee liturgische tradities samen: de gereformeerde, met groot accent op het leren en de oecumenisch-katholieke, waarin het vieren centraal staat. Er is ruimte voor een typisch protestantse ‘lerende’ liturgie (waarin het Woord centraal staat) en meer ‘vierende’ katholieke liturgie (waarin behalve het Woord ook het Sacrament, met name de eucharistie centraal staat). Anders gezegd: ook in haar liturgische gestalte komt tot uiting dat de PKN protestants is, maar ook katholiek.
Maar helaas is dat laatste nogal ondergesneeuwd. In de officiele documenten van de PKN, maar ook in het besef van de gelovigen wordt zó de nadruk gelegd op het ‘protestants’ karakter van de PKN, dat de lengte, breedte, hoogte en diepte van de Catholica uit beeld dreigt te raken: (a) in het kerkbesef gaat: alle aandacht uit naar de plaatselijke parochie, de kerk als geheel staat ver van het gemiddelde gemeentelid af. (b) in de liturgie van de gemiddelde PKN-gemeente draait alles nog steeds om de preek (c) de visie op het ambt wordt in toenemende mate functionalistisch. Het katholieke besef dat het ambt iets van een ‘tegenover’ heeft, iets van Godswege, maakt hoe langer hoe meer plaats voor de gedachte dat het ambt een klus is, die nu eenmaal gedaan moet worden.
Het besef van katholiciteit dreigt dus weg te zakken in de PKN. En daar wilden we met ons boek een stokje voor steken. De Reformatie is immers geen verhuizing geweest, alsof ze vertrokken zou zijn uit de Catholica, maar ‘slechts’ een grote schoonmaak – binnen het huis van de Catholica (A.A. van Ruler). Er werd in de 16e eeuw geen nieuwe kerk gesticht, maar de bestaande kerk werd gereinigd. De Reformatie is niet meer en niet minder dan een moment in de traditie van de Catholica (idem).
Dat alles en nog veel meer gaf ons aanleiding om de PKN er aan te herinneren dat ze een reformatorische kerk is en dáárom katholiek. Ze is in de 16e eeuw niet uit de lucht komen vallen, maar is diep verankerd in de Ecclesia Catholica, d.w.z. het world wide web van de kerk van alle tijden en alle plaatsen. Zij staat op het kruispunt van de tijdslijn die begint bij Israel en via de vroege kerk, de middeleeuwen en de Reformatie uitloopt op het heden (diachrone katholiciteit) en de ruimtelijke lijn die loopt van Jeruzalem via Antiochie, Constantinopel, Rome, Canterbury, Wittenberg en Geneve naar Utrecht en Nairobi (synchrone katholiciteit). Daarmee zijn we gekomen bij de vraag waar alles om draait:
3. Wat verstaan we onder katholiciteit?
Allereerst moet dan gezegd worden dat het woord ‘katholiek’ (kat-holon, Grieks) letterlijk zoiets betekent als ‘naar de maat van het geheel’. Als eigenschap van de kerk komt het in het NT niet voor, al betekent dat natuurlijk niet dat de zaak die ermee aangeduid wordt daar niet aan de orde komt:
De kerk is katholiek omdat Jezus Christus niet alleen het Hoofd van de kerk, maar ook de Heer der wereld is en omdat het evangelie bestemd is voor alle volken. Als lichaam van Christus en volk van God is de kerk katholiek, voor zover zij in haar prediking en in haar leven getuigenis aflegt van Christus, aan wie gegeven is alle macht in hemel en op aarde. De kerk ontkent haar katholiciteit en geeft die prijs wanneer zij deze heerschappij van Christus zou ontkennen of beperken, op welke wijze dan ook.
De eerste die, voor zover bekend, het woord ‘katholiek’ gebruikt is bisschop Ignatius van Antiochië (ongeveer 110 na Christus). In een brief aan de gemeente van Smyrna schrijft hij :’Waar de bisschop verschijnt, daar zal ook het volk zijn – zoals daar waar Jezus Christus is de katholieke kerk is’. In deze veel geciteerde (en misverstane) uitspraak gaat het Ignatius niet om de identificatie van de bisschop met de kerk, maar om de christologische verankering van de katholiciteit: de lokale bisschop verwijst naar Jezus Christus, de bron en de maatstaf van de katholiciteit van de kerk. Maar als zodanig speelt hij wel van meet af aan een rol in de kerk!
Vanaf de derde eeuw krijgt het woord katholiek echter een polemische kleur en wordt het door kerkvaders als Cyprianus en Augustinus vooral gebruikt in het debat met ketters en scheurmakers. Katholiek zijn die christelijke gemeenten, die verbonden zijn met de gehele kerk en zich niet – zoals de ketters – daarvan hebben afgescheiden. Katholiek = orthodox. Voor Augustinus is de kerk ook katholiek omdat ze geografisch verspreid is over de heel wereld, terwijl zijn iets jongere tijdgenoot, de monnik Vincentius van Lerinum (ong. 430) katholiciteit omschrijft als het vasthouden aan ‘datgene wat overal, altijd en door allen wordt geloofd’ (Commonitorium 2,5). Een uitspraak die later groot gezag zal krijgen als verwijzing naar de universaliteit, de ouderdom en de eenstemmigheid van de kerk.
In de middeleeuwen voltrekt zich dan de (fatale) identificatie van de ecclesia catholica met de ecclesia romana, de romeins-katholieke kerk: de rooms-katholieke kerk = de katholieke kerk.
De reformatoren komen daartegen in verzet. Luther verwijt de paus, dat hij haar katholiek karakter heeft ingewisseld voor haar romeins karakter (WA 50,626). Vanaf nu betwisten de romana en de reformatie elkaars katholiciteit en wordt wat eens een eigenschap (proprietas) was van de kerk die moest worden gelóófd tot een kenmerk (nota) waaraan een bepaalde kerk wordt geméten. Anders gezegd: het woord katholiciteit verhuist van de confessie naar de apologie: het katholiek karakter van de kerk hoeft niet langer geloofd te worden (confessie), maar moet bewezen en verdedigd worden (apologie). Luther had dan ook een afkeer van het woord ‘katholiek’. Hij verving het door ‘christelijk’: voor hem was het evangelie grond en criterium van katholiciteit. Calvijn gebruikte het woord wel, maar vatte het op als eigenschap van de onzichtbare kerk, die verspreid is over de hele wereld. Het katholiciteitsbesef wordt min of meer gespiritualiseerd, vergeestelijkt. Maar, hoe dan ook, de protestanten hebben er, ook in hun confessies, altijd aan vastgehouden dat zij behoren tot de katholieke kerk, sterker nog: dat de katholieke kerk door de reformatie is gereinigd en hersteld.
Pas in de twintigste eeuw gaan de kerken beseffen, vooral dankzij de oecumenische beweging, dat geen enkele confessie het monopolie op katholiciteit heeft en dat de verschillende kerken zichzelf daarom dienen af te vragen, hoe het gesteld is met hun gehalte aan katholiciteit. Een fraai voorbeeld van deze zelfkritische visie op katholiciteit is de – ook voor protestanten behartenswaardige! – omschrijving van katholiciteit, zoals de rooms-katholieke theoloog Hans Küng die ooit formuleerde:
- Katholiciteit is niet primair een geografisch begrip. Wat baat het een kerk, de meest verbreide te zijn, als ze daarbij ontrouw geworden is aan haar wezen?
- Katholiciteit is niet primair een statistisch begrip. Wat baat het een Kerk, de talrijkste te zijn, als ze juist daardoor ontrouw is geworden aan haar wezen?
- Katholiciteit is niet primair een sociologisch begrip. Wat baat het een Kerk, de meest veelvormige te zijn, als ze juist in al die verschillende culturen en talen, rassen en klassen ontrouw is geworden aan haar wezen?
- Katholiciteit is niet primair een historisch begrip. Wat baat het een Kerk, de oudste kerk te zijn, zich op ‘vaders’ (welke ook, van de 16e, de 13e, de 5e of de 2e eeuw) te beroepen, als ze in haar lange geschiedenis haar wezen verraden heeft?
- Katholiek is de Kerk slechts op grond van een omvattende identiteit: dat ze bij alle noodzakelijke en voortdurende verandering van tijden en gedaanten en bij alle onvolkomenheid en gebrekkigheid overal, in iedere gedaante en in iedere tijd wezenlijk dezelfde is, moet zijn en wil zijn; en dat zo ‘altijd, overal en door allen’ hetzelfde wezen van de kerk geloofwaardig bewaard, bevestigd en bewezen wordt. Slechts op voorwaarde van deze identiteit bewijst de kerk zich als de ongebroken hele, als de onvervalst algemene, als de ongespleten totale kerk: als de waarlijk katholieke kerk.
Maar pas in de tweede helft van de twintigste eeuw breekt het besef door dat de kerken elkaar nodig hebben om tot volle katholiciteit te komen. Met name in de documenten van de Wereldraad van Kerken wordt dat sterk benadrukt. Zo is voor de assemblee van Uppsala (1968) katholiciteit niet langer de aanduiding van een bepaald kerktype, maar ‘een kwaliteit van de kerk, die uitdrukking geeft aan de volheid, de volledigheid en de integriteit van het leven in Christus’. Deze kwaliteit is echter in geen enkele kerk of denominatie ten volle gerealiseerd. Daarom kan de notie van de katholiciteit niet los gezien worden van die van de oecumeniciteit: het zijn twee in elkaar overlopende dimensies van de kerk. Sterker nog: katholiciteit kan omschreven worden als de innerlijke dimensie van de oecumeniciteit:
Het doel van Christus is mensen van alle tijden en plaatsen, van alle rassen en standen door de Heilige Geest in een organische en levende eenheid in Christus samen te brengen onder het universele vaderschap van God. Deze eenheid is niet louter een uiterlijke eenheid, maar heeft een diepere, innerlijke dimensie, die wordt uitgedrukt in de notie katholiciteit. Katholiciteit bereikt haar voltooiing wanneer datgene wat God in de geschiedenis begonnen is, uiteindelijk aan het daglicht treedt en vervuld wordt.
In het in 2006 verschenen document van de Wereldraad Called to be the one church, vastgesteld op de assemblee van Porto Alegre, waarin een aanzet wordt gegeven tot een oecumenische visie op de kerk, wordt dit uitgewerkt en geconcretiseerd. De op ons thema betrekking hebbende paragrafen over katholiciteit en oecumene luiden:
(6) De katholiciteit van de Kerk brengt de volheid, integriteit en volledigheid van haar leven in Christus door de Heilige Geest in alle tijden en op alle plaatsen tot uitdrukking. Dit mysterie komt tot uitdrukking in iedere gemeenschap van gedoopte gelovigen waarin het apostolisch geloof wordt beleden en geleefd, het evangelie wordt verkondigd en de sacramenten worden gevierd. Iedere kerk is de katholieke Kerk en niet enkel een deel daarvan. Iedere kerk is de katholieke Kerk, maar niet het geheel daarvan. Iedere kerk maakt haar katholiciteit waar wanneer zij in gemeenschap met de andere kerken is. Wij bevestigen dat de katholiciteit van de Kerk het meest zichtbaar tot uitdrukking wordt gebracht in het delen van de heilige communie en in een wederzijdse erkend en verzoend ambt.
De bundel Wij zijn ook katholiek wil nu de PKN eraan herinneren dat zij alleen in de context van deze brede katholiciteit kerk kan zijn.
4. Is Rome ook katholiek?
Is de spits van ons boek dus vooral op de PKN gericht – indirect hebben we ook Rome (de romana) op het oog. Allereerst in die zin dat we tegen Rome zeggen: wij laten ons de naam ‘ katholiek’ niet afnemen: niet alleen jullie hebben recht op de naam ‘katholiek’, wij ‘ook’ ! Maar ook in die zin dat we aan Rome de vraag voorleggen: zijn jullie eigenlijk wel zo ‘katholiek’ als je beweert? Zouden ook jullie, rooms-katholieken, je niet – met Hans Küng in deel 1 van zijn autobiografie – moeten afvragen of jullie kerk in haar denken en doen niet te veel ‘rooms’ is en te weinig ‘katholiek’ – precies zoals ik mijn kerk gevraagd heb of ze niet te veel ‘protestants’ is en te weinig ‘katholiek’? Als buitenstaander moet je natuurlijk voorzichtig zijn met zo’n vraag en je moet je bescheiden opstellen, maar ter wille van de zaak wil ik toch ook graag een paar vraagtekens zetten bij het katholiek gehalte van de romana.
Het grote geding dat de Reformatie met Rome heeft is, dat Rome de ecclesia catholica zeker vanaf de middeleeuwen ge-identificeerd heeft met de ecclesia romana (zie boven). Daarmee heeft zij het begrip katholiciteit geannexeerd, voor zichzelf opge-eist en heeft ze geen ruimte gelaten voor andere vormen van kerkzijn. Daartegen protesteerde Luther, want door zich zo op te stellen weigert Rome te erkennen dat zij slechts ‘een’ gestalte is van de Catholica – net als de Orthodoxen, de Anglicanen, de Oud-katholieken, de Lutheranen en de Gereformeerden: nee, zij is ‘de’ gestalte van de ecclesia catholica. Daar zit iets sectarisch in, in elk geval is het on-katholiek.
Daar is sinds Vaticanum II wel enige verandering in gekomen, enige versoepeling, maar ten diepste heeft Rome aan deze opvatting vastgehouden – ook in Lumen Gentium 8: de beroemde zin ‘Haec ecclesia (= ecclesia una sancta catholica apostolica) subsistit in ecclesia catholica (bedoeld is: ecclesia catholica romana’. Over die zin is veel geschreven en gediscussieerd. Wat betekent dat precies? Je kunt er een ruime interpretatie van geven en een strakke. Ruim: er staat niet: ‘ecclesia catholica est ecclesia romana’, d.w.z. ze valt er mee samen (zoals in de door de concilievaders verworpen concept-tekst stond). Er staat ‘subsistit’, d.w.z. de ecclesia catholica is wel blijven voortbestaan in de ecclesia romana, maar valt er niet mee samen. Ook buiten de ecclesia romana zijn elementen van waarheid, sporen van kerk zijn en katholiciteit aanwezig – met name in de Orhodoxie (en ook wel, maar in veel mindere mate: in de Reformatie). Die laatste opvatting laat enige ruimte voor oecumenische openheid. Maar helaas, het lijkt er op dat Rome met Dominus Jesus (2000) en helemaal met de recente Verklaring van de congregatie voor de geloofsleer (2007) de ruim denkenden heeft willen terugfluiten en gekozen heeft voor de strakke lijn. Ik vind dat, zoals gezegd, on-katholiek. Daarmee wordt de deur naar de oecumene in feite in het slot gegooid en de eigen kerk verabsoluteerd.
Deze grondhouding werkt uiteraard door in de praktijk van het geloofsleven en de omgang van christenen onder elkaar. Ik noem hier alleen maar het pijnlijke punt dat een gezamenlijke eucharistieviering ondanks een halve eeuw oecumene nog steeds onmogelijk is. Waar zit dat op vast? Niet op een verschillende opvatting van de eucharistie. Daar zijn we het na een halve eeuw theologische gesprekken wel over eens geworden. De karikaturen die over en weer bestonden (enerzijds: de paapse mis is ‘een vervloekte afgoderij’, anderzijds: het avondmaal is louter een herinneringsmaaltijd) zijn goeddeels verdwenen. Waar mensen samen de communio met Christus vieren bij de tekenen van brood en wijn ervaren zij de communio met elkaar en ‘worden zij wat ze zijn: Lichaam van Christus’ (Augustinus).
Waar het op vastzit is: de kwestie van het ambt. Volgens Rome is alleen die eucharistieviering ‘geldig’, waarin een ambtsdrager voorgaat die gewijd is door een bisschop die in de ‘apostolische successie’ staat, de ononderbroken keten van de katholieke geloofstraditie vanaf de apostelen tot op vandaag. En aangezien een protestantse dominee volgens Rome niet in de apostolische successie staat (de reformatie zou de keten verbroken hebben) kan hij niet voorgaan in de eucharistie. Ook na jarenlange gesprekken, waarin protestanten hebben duidelijk gemaakt dat hun ambtsdragers wel degelijk geordineerd worden volgens de criteria van de apostolische traditie (gebed om de Geest, handoplegging, alleen door een geordineerde predikant, in een collegiale context), zijn we op dit punt geen stap verder gekomen. De ecclesia romana blijft haar interpretatie van de apostolische successie als de enige echt katholieke beschouwen (zie de toespraak van Benedictus XVI tijdens de audientie op 10 mei 2006!) en kan daarom geen intercelebratie toestaan, of niet-rooms-katholieken aan de Tafel toelaten.
Iemand als de RK oecumenicus Anton Houtepen is echter van mening dat de RK kerk daarmee juist haar katholiciteit op het spel zet. Hij schrijft: Kerken die aan leden van andere kerken, die zichzelf als gestalte van de ene heilige katholieke en apostolische kerk beschouwen, de toelating als gasten aan de Tafel van de Heer ontzeggen, zetten hun eigen katholiciteit op het spel (in IKZ 2006). Meer dan 20 jaar eerder had hij trouwens al geschreven: ’De eucharistie is niet echt katholiek, zolang aan andere christenen het recht wordt ontzegd eraan deel te nemen en aan ambtsdragers van andere kerken erin voor te gaan’ . De conclusie van mijn verhaal tot nu toe moet dus zijn: niet alleen aan protestantse, ook aan rooms-katholieke kant is er op essentiele punten sprake van ernstige tekorten aan katholiciteit.
5. Protestanten en roomsen, wordt toch katholiek!
Willen we ooit verder komen in de oecumene, dan is er een ‘paradigmaverandering’ nodig, een verandering van ‘denkraam’ (Ollie B. Bommel). Ik breng dat nogal eens op de formule: protestanten moeten wat minder protestant worden en roomsen wat minder rooms, zodat ze samen katholiek kunnen worden. Maar dat zal alleen lukken als we twee dingen doen:
(1) zelfkritiek leren beoefenen, of – om het meer bijbels te zeggen (met de Groupe des Dombes): toekomst voor de oecumene is er alleen als we ons bekeren. Concreet: als we in de verschillende kerkelijke denominaties die zich naar Christus noemen de (gebroken) gestalte erkennen van de ene heilige katholieke en apostolische Kerk En daarmee onze eigen kerk relativeren (= in relatie brengen). Maar dat kan heel vroom klinken, abstract en vrijblijvend.
(2) Daarom hoort erbij, dat we gemeenschappelijk criteria vaststellen waaraan het katholiek gehalte van een kerk gemeten kan worden. Houtepen spreekt in aansluiting bij een recent document, opgesteld door de gezaghebbende RK-Prot. Joint Working Group , van een gemeenschappelijke matrix van geloof en leven, zoals die ons door de eeuwen heen is overgeleverd. Daarbij denkt hij aan vier dingen :
- een gemeenschappelijk credo, gebouwd op het Sjema Israel, en uitgewerkt in het geloof in de
Vader, de Zoon en de Heilige Geest. - een gemeenschappelijk sacramenteel leven, met doop en eucharistie als brandpunten van de
gedachtenis van Jezus. - een gemeenschappelijk getuigenis, dienst en morele praxis van de gemeente in de wereld,
corresponderend met de geboden van Israëls God en het liefdegebod van Jezus. - een gemeenschappelijk ambt van episkope, belast met de prediking van het Woord van God en het
opzicht over de trouw aan het evangelie en de regula fidei in leer, leven en missie der kerk.
Deze matrix heeft uiteraard vorm gekregen in een grote diversiteit van talen en culturen, in de gewoonten en riten van allerlei locale gemeenschappen. Katholiciteit houdt daarom ook in: erkenning van legitieme verscheidenheid (diversity!) binnen het ene christendom. Geen enkele kerk, protestant of roooms-katholiek, mag worden uitgesloten van de christelijke koinonia zo lang zij – gemeten aan de genoemde gemeenschappelijke matrix – als een legitieme variant daarvan kan worden aangeduid. En omgekeerd: we zouden de titel ‘katholiek’ moeten ontzeggen aan iedere kerk die weigert gedoopte en belijdende leden van andere kerken die de gemeenschappelijke matrix van geloof en leven hebben geaccepteerd toe te laten tot de Tafel van de Heer.
6. Huiswerk voor roomsen en protestanten
We hebben dus als roomsen en protestanten nog heel wat huiswerk te doen, voordat we zo naar elkaar zijn toegegroeid, dat we in elkaars manier van kerk zijn de ene katholieke Kerk van Christus gaan herkennen. Hoe gaan we dat doen? Door terug te gaan naar de tijd waarin de basis werd gelegd van de christelijke geloofstraditie, de vroege kerk van voor Constantijn, natuurlijk niet naar de letter (we leven in een totaal andere tijd en cultuur), maar wel naar de geest, in elk geval de situatie van voor de scheidingen Oost-West en Rome-Reformatie. Om van daaruit onszelf en onze scheefgegroeide tradities te corrigeren, bij te stellen. Dan zal blijken dat de traditie van de ander bepaalde elementen van het geloof soms beter bewaard hebben dan onze eigen traditie en dat we dus van elkaar kunnen leren. Ik geef vijf voorbeelden – om zo concreet mogelijk te zijn – met betrekking tot het kerkbesef, de liturgie, het ambt en de spiritualiteit.
(1) Het kerkbesef
Protestanten kunnen van Rome positief leren, dat het evangelie niet gebonden is aan de locale gemeente, dat de locale kerken met elkaar in een liefdesband verbonden zijn en elkaar verantwoording schuldig zijn, naar het model van de vroege kerk. Terwijl roomsen van protestanten kunnen leren dat kerk zijn primair geschiedt in de plaatselijke gemeente, waar twee of drie in zijn naam bijeen zijn. Negatief kunnen we van Rome leren dat eenheid op wereldniveau ook leiden kan tot centralisme en dirigisme, terwijl we – negatief – van het protestantisme beslist niet de veelvuldige verdeeldheid en scheurmakerij moeten navolgen.
(2) De liturgie
Voor de vroege kerk bestond de liturgie in het spoor van het NT uit de gezamenlijke gedachtenis van Jezus rond de beide brandpunten van de Schrift en de Tafel. Door allerlei omstandigheden zijn de roomsen met het ene brandpunt (de Tafel) aan de haal gegaan en de protestanten met het andere (de Schrift). Daarmee is – zeker in de beleving van de ‘gewone gelovigen’ – wat een ellips was met twee brandpunten in beide tradities tot een cirkel geworden met éen middelpunt. Protestanten kunnen positief van Rome veel leren ten aanzien van de betekenis van het sacrament, de tekentaal en de symboliek, terwijl roomsen van protestanten kunnen leren dat het lezen en verkondigen van de Schriften (het Nieuwe en het Oude Testament!) geen wormvormig aanhangsel is, maar constitutief voor het bestaan van de kerk en het leven van de gelovigen. Negatief kunnen we van Rome leren dat het in de liturgie niet gaat om het uitvoeren van een volgens de regels voltrokken ritueel, terwijl we van de protestanten zeker niet de verbale eenzijdigheid en de slordigheid moeten overnemen die hun liturgie vaak kenmerkt.
(3) Het ambt
Al vanaf de vroege kerk is er t.a.v. het kerkelijk ambt sprake van een spanning tussen gezag en vrijheid, tussen de door de Geest geinspireerde charismaticus en de gewijde ambtsdrager van de ge-institutionaliseerde kerk. Het bleek moeilijk die twee polen bij elkaar te houden. Grof gezegd kun je stellen dat in de romana het institutionele aspect van het ambt ging domineren en in de reformata het charismatische, al was in beide tradities de andere pool nooit geheel afwezig. Nu heeft de oecumenicus Ton van Eijk, voormalig voorzitter van de RvK, er onlangs voor gepleit dat Rome en de Reformatie elkaar moeten gaan aanspreken op hun sterke punten. Het sterke punt van Rome is de nadruk op het gezag. Er wordt leiding gegeven, er is een duidelijke gezagstructuur, men slaagt er in ondanks soms fundamentele verschillen ‘de boel bij elkaar te houden’, in het bisdom, in de kerkprovincie en in de wereldkerk. Het sterke punt van de Reformatie is dat ieder gemeentelid persoonlijk verantwoordelijk is, dat er geen hierarchie bestaat (althans in theorie!) en dat leken – de bakker, de kruidenier, mannen en vrouwen! – ambtsdrager kunnen worden (de ouderling van Calvijn – voorloper van de democratie!). Laten we elkaar daarop aanspreken en vooral: in positieve zin van elkaar leren. En laten we de in beide tradities aanwezige zwakke punten vooral niet van elkaar overnemen: een soms nogal autoritaire manier van gezag uitoefenen (Rome) enerzijds en de vanzelfsprekendheid waarmee ieder doet wat goed is in eigen oog (de Reformatie) anderzijds.
En van het Limarapport, dat voortbouwt op de ambtsopvatting van de vroege kerk, kunnen beide tradities leren dat gezag altijd persoonlijk wordt uitgeoefend, maar ook collegiaal (nooit solistisch, altijd samen met andere leidinggevenden) en communaal (gekozen door, ingebed in en luisterend naar de gemeenschap). Wanneer dat consequent gebeurt zal voor een protestant niet alleen het bisschopsambt, maar ook een universeel ambt van eenheid (een pastorale, oecumenische Petrusdienst van de bisschop van Rome!) acceptabel zijn.
(4) Een ambt van eenheid op wereldniveau
Dat brengt me op een laatste (nogal heikel) punt in dit verband: Kan een ambt van eenheid op wereldniveau een bijdrage leveren aan de eenheid en de katholiciteit van de kerk? Een ‘oecumenische paus’ dus? Nee, liever niet, zeggen de meeste protestanten (én kritische katholieken!). Een centrale leider, omgeven door een clericale elite, die vanuit een verabsolutering van het eigen gelijk decreteert wat je moet geloven en hoe je moet leven, is onacceptabel voor een kerk die de katholiciteit, d.w.z. de diversiteit en de veelkleurigheid hoog in haar vaandel heeft staan. Dus géén jurisdictie vanuit Rome over alle christenen! Toch is het logisch dat de vraag naar een ‘aanspreekpunt’ op wereldniveau steeds weer opduikt, zeker ook in onze geglobaliseerde wereld. Het kan pastoraal en missionair van belang zijn dat de wereldkerk een ‘gezicht’ heeft, herkenbaar en aanspreekbaar, als heenwijzing naar Christus, ‘de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd der kerk’ (art.31 NGB). Denk aan de TV uitzendingen van Urbi et Orbi op de grote christelijke feestdagen! Protestanten moeten daar niet spastisch over doen en meteen – met Luther – denken aan de ‘antichrist’, maar ze hoeven evenmin het pausschap in zijn huidige gestalte zonder meer te omarmen. Beter kunnen ze gehoor geven aan de oproep van JP II om mee te denken over een zodanige hervorming van het Petrusambt, dat het ook voor hen acceptabel is. Er zijn inmiddels allerlei voorstellen op tafel gelegd, maar die laat ik nu liggen, om me te beperken tot het voorstel van de al eerder genoemde oecumenicus A. Houtepen. Hij pleit voor wat hij noemt ‘een nieuwe pentarchie’, waarin de bisschop van Rome functioneert als één van de vijf ‘patriarchaten’ of centra van de wereldkerk – naast Moskou (centrum van de Orthodoxie), Canterbury (idem van de Anglicana), Geneve of Wittenberg (idem van de Reformatie), New York (idem van Pentecostals en Evangelicals). Een college van vijf gekozen en collegiaal werkende patriarchen, met de bisschop van Rome als voorzitter (vanwege zijn oude rechten), bijgestaan en kritisch gevolgd door een permanente oecumenische synode, bestaande uit ambtsdragers en leken. Niet dat het zo ‘moet’, wel dat het zo ‘kan’.
(5) Maria
Eeuwenlang is de Mariaverering (en in het verlengde daarvan de heiligenverering) een van de belangrijkste verschilpunten geweest tussen Rome en de Reformatie, met als climax de afkondiging van het dogma van de Maria ten hemelopneming door Pius XII in 1950. Belangrijke dialogen, vooral die tussen Rooms-katholieken en Anglicanen, hebben echter opgeleverd dat het ook op dit punt mogelijk is de controverses van de recente eeuwen te overstijgen en terug te gaan naar onze gezamenlijke wortels in de Schrift en de vroege kerk. De kerkvaders beschouwen Maria namelijk nooit als aparte gestalte, ze brengen haar altijd in verband met Christus en de kerk. In oude tafelgebeden wordt Maria genoemd als eerste van de heiligen met wie de kerk God dankt voor de verlossing haar in Christus geschonken. Later wordt Maria beeld van de kerk en het model van de gehoorzame gelovige, die door God begenadigd wordt. Allemaal elementen die kunnen bijdragen aan de groei van een echt katholieke spiritualiteit, waarin de gegroeide tegenstelling rooms – protestant overstegen wordt.
7. Slot
Ik hoop dat ik een beetje duidelijk heb kunnen maken hoe verrijkend de bezinning op het begrip katholiciteit kan zijn. Kardinaal Walter Kasper zegt in zijn Handboek voor de spirituele oecumene
(een aanrader!) , dat de rooms-katholieke kerk niet echt ‘katholiek’ is als ze niet deelt in wat de Geest bewerkt heeft in andere tradities. Hetzelfde moet gezegd worden van de protestantse kerken. Er zal nog wel heel wat water door de Rijn moeten lopen voordat onze beide door het verleden gestempelde tradities echt ‘katholiek’ geworden zijn, maar ik weet er ook in ons land plekken zijn (o.a. het Nijmeegse citypastoraat!) waar geprobeerd wordt iets van de katholieke kerk van morgen te praktiseren en voor te leven. Maar dat is niet genoeg. Vóór alles moeten we bidden om de Heilige Geest, want katholiciteit en Heilge Geest horen bij elkaar. In het credo staat de belijdenis van de katholiciteit van de kerk dan ook in de context van het derde artikel: ‘ik geloof in de Heilige Geest, de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen’. Wij kunnen de ene katholieke kerk niet ‘maken’, katholiciteit is vóór alles en gave en dan pas een opgave. Zonder de Heilige Geest blijft als ons denken en doen vruchteloos. Daarom begint en eindigt de echte oecumene met de bede uit de oude hymne: Veni Creator Spiritus, kom Schepper, Heilige Geest!
Hans Kronenburg
17 maart 2010