Over toenadering tussen protestanten onderling, tussen lutheranen en rooms-katholieken in Finland en tussen lutheranen in Zweden en de oud- katholieken van de Unie van Utrecht.
Het jaar 2018 is een jubileumjaar in de oecumene: de Wereldraad van Kerken bestaat 70 jaar (opgericht in 1948) en de Raad van Kerken in Nederland bestaat 50 jaar (opgericht in 1968). Ook is het 50 jaar geleden dat de vierde vergadering van de Wereldraad van kerken in Uppsala gehouden werd. Was het doel van de oecumene aanvankelijk vooral het bevorderen van zichtbare, structurele eenheid (met als speerpunten de vragen rond ambt, sacrament en kerkvisie), de laatste jaren ligt het accent meer op de spirituele oecumene: het zoeken naar geestelijke verbondenheid tussen christenen over kerkgrenzen heen. Er zijn allerlei redenen voor die verschuiving (het veranderde tijdsbesef, de opkomst van de pinksterkerken en de charismatische beweging en de verzwakking van de traditionele kerken). Begrijpelijk, maar geen reden om het zoeken naar zichtbare eenheid te staken. Want hoeveel moois er ook te zeggen valt over de veelkleurigheid, diversiteit van de kerken en geestelijke erkenning, oecumene is meer dan dat.
De kerk is een lichaam, het lichaam van Christus (enkelvoud!) en dat lichaam heeft een structuur, een zichtbare gestalte. Het zijn de kerken van de katholieke traditie die daar steeds weer op hameren. En terecht. Er kan maar één kerk zijn: ‘wij geloven in de ene heilige katholieke en apostolische kerk’ (geloofsbelijdenis van Niceea). Daarom is het onze opdracht te werken aan de structurele eenheid van de kerk en de hete hangijzers van ambt en sacrament, die we al werkende tegenkomen, aan te pakken. De dooperkenning, waar veel kerken in ons land hun handtekening onder hebben gezet, is een stap in de goede richting. Maar het gesprek over zichtbare, structurele eenheid moet doorgaan. Op dit punt kunnen de Nederlandse kerken veel leren van de resultaten van enkele dialogen die de laatste jaren elders in de wereld gevoerd zijn. Ik noem er vier, in volgorde van de gradatie waarin zichtbare eenheid in beeld komt.