We zitten tegenover elkaar. Zij op bed, ik op een stoel ernaast. Tot voor kort was ze nog mobiel met haar elektrische rolstoel, nu ligt ze haast permanent op het ziekenhuisbed dat in de slaapkamer geïnstalleerd is. ’s Ochtends wilde ze nog wel eens naar de kamer rijden, maar dat is nu een vermoeiende excursie geworden. Ze heeft een ernstige ziekte. Het is begonnen toen ze goed dertig was. Ik schat haar zestig.
“Het gaat niet goed”, zegt ze, “de vraag is of mijn verjaardag nog haal. Dat is over een goed half jaar.”
“Hoe zou het zijn aan de overkant?”, vraagt ze.
“Zou er verschil zijn?”, probeer ik, “behalve dan de slangetjes die nu in je neus zitten en je benen die niet willen, en dat er geen haat meer is en geen oorlog, enzo.”
“Er is een overkant”, zegt ze. “Ja”, zeg ik, “daar vertrouwen we op.”
“We blijven groeien, altijd is er die uitnodiging om te groeien, dat is nu zo en dat is ook zo als we gaan sterven.”, voeg ik toe.
“Ja”, bevestigt ze, “ik heb me nooit willen afvragen waarom ik ziek geworden ben, want dat heeft geen zin. Weet je, die vervloekte MS heeft me doen groeien en in mij veel liefde gewekt. En ik merk dat ik ook in staat en het beste in anderen naar boven te halen.”
“Ondanks de ziekte”, zeg ik. “Neen”, corrigeert ze, “dankzij de ziekte”. En ik denk: dat mag alleen maar iemand zeggen die weet waarover ze spreekt. Ik voel diep respect.
De lezingen van de kerstnacht overdenkend, vond ik mij ineens terug aan het ziekbed van deze vrije vrouw. Zo schrijft Jesaja: "Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de staf van de drijver, U hebt ze verbrijzeld. [want] een kind is ons geboren." (Jesaja 9, 3-5) Het contrast is groot. De vrijheid van die stervende vrouw tegenover de situatie die de profeet beschrijft: het vastzitten aan een verleden dat je gevangen houdt als een slaaf, en dat je onderuit haalt, domineert en kleineert. Konden we maar met ons verleden breken…Want zou dat niet moeten gebeuren vooraleer er iets nieuws kan beginnen?
De profeet kondigt bevrijding aan. Het teken daarvan is de geboorte van een kind. Nu is dat altijd een soort van klein wonder, maar het voltrekt zich toch midden in de wereld van de mensen. In dat opzicht is het allerminst sensationeel. Midden in het gewone leven van mensen kunnen zich wonderlijke wendingen voordoen. Zoals dat bij de herders in het Lucasevangelie het geval is. Ze zijn ook ’s nachts bij hun kudde. Ze zijn dus aan het werk. Ze krijgen bezoek van een engel die hen uitnodigt naar de stal te gaan. Nog zoiets: een stal, dat behoort tot hun dagelijkse werkelijkheid. Midden in het normale leven zijn blijkbaar van die wondere wendingen mogelijk."Vandaag is (,,,) jullie een redder geboren, (…) Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt."
(Lucas 2, 11-12)
De kwestie lijkt te zijn, midden je normale doen ‘engelen’ op te merken en je te laten raken door hun uitnodiging. Want je leven is nooit af, altijd zijn er wendingen ten goede mogelijk. Nog altijd is er groei mogelijk in ons mens-zijn. Er is niets – niet in ons persoonlijke leven noch in de wereld – dat in staat is ons voor goed gevangen te houden in onmacht, schuld en schaamte. Dat is toch ook juist wat mensen die met Jezus te maken kregen ervaren hebben? Jezus, geboren bij heel gewone mensen, is volgens Paulus de ‘tedere vriendschap van God’ voor de mensen. (Titus 2,11) Dat is het geheim dat ze ervoeren in de ontmoeting met hem. Op een of andere wijze nam hun leven altijd een wending naar een grotere vrijheid om lief te hebben.
Een geboorte kan men niet forceren. Zeker niet de geboorte van de vrijheid. Een geboorte vraagt om stilte en om vertrouwen. En we hebben behoefte aan ‘engelen’ die ons de weg wijzen naar ‘de stal’ die zich – ergens - ook in óns leven bevindt. Zo kan ziekte ‘een stal’ zijn, dat wil zeggen zo’n plek die nu eenmaal in het gewone leven kan opduiken als een onvermijdelijke bestemming. En het is blijkbaar in ‘die stal’ dat de ‘tedere vriendschap van God’ ook in ons de vrijheid doet geboren worden, de vrijheid om lief te hebben. Kerstmis is de uitnodiging om dat soort van ‘engelen’ voor elkaar te worden, zoals die ernstig zieke vrouw er een was voor velen, waaronder ik zelf. En daarom is Kerstmis ook dankbaarheid…voor Gods tedere vriendschap en voor al diegenen die er de boodschappers van zijn.
+ Joris Vercammen