Op 19 september van dit jaar overleed frère Rolf Boiten, die met zijn vrouw Georgine in de jaren vijftig de gemeenschap Oudezijds 100 aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam stichtte. Tijdens mijn kerkelijke opleiding in de jaren ’70 liep ik er drie maanden stage. Ik kreeg bagage mee voor de rest van mijn leven. In de spannende realiteit van de binnenstad van Amsterdam leerde ik wat liturgie, diaconie en oecumene is. Bij Oudezijds 100 was (en is) ieder welkom. Om, indien nodig, hulp te ontvangen, maar ook om, naar gelang ieders mogelijkheden, aan de gemeenschap een eigen bijdrage te leveren. Immers, in elke waarachtige ontmoeting verrijken wij elkaar. Ook wie hulp behoeft is een gave van God.
In het huis aan de Wallen werd de kerkelijke verdeeldheid overstegen. Als gelovige werd je herkend en verwelkomd als lid van de ene Familia Dei. Hetgeen voor ieder ruimte schiep om eigen belofte en roeping te ontdekken. Katholiciteit in optima forma. Helaas, het ruimhartige gebaar stuittte ook op de realiteit van botsende karakters. Zodat het niet altijd lukte om Gods huisgezin in vrede bijeen te houden.
Toch, je kwam binnen door de deur waarboven veelzeggend geschreven staat: ‘Ici entrent les envoyés de Dieu'.’ Het brede gebaar. Het hartelijk welkom. De oprechte bereidheid om Ich und Du te zeggen en het vreugdevol te leven. Dus niet allereerst de afstand, niet bij voorbaat het wantrouwen, niet voor alle zekerheid je in eerste instantie wapenen met het vooroordeel.
Die inclusieve houding is lastig. Zelfs weldenkende, inspirerende en visionaire mensen blijken zomaar in de val van het vooroordeel te lopen. Niets menselijks is ons allen vreemd. Twee voorbeelden uit literatuur die ik recentelijk onder ogen kreeg:
Begin jaren ‘80 schreef de monnik Bertrand Rollin een bij-de-tijds commentaar op de Regel van de heilige Benedictus (Vivre aujourd’hui la Règle de Saint Benoit; in 2008 verschenen in Nederlands vertaling: De regel van Benedictus beleven). In een van de oblatengroepen van de Sint-Willibrordsabdij lezen wij ons sinds enige tijd door het boek heen en doorgaans worden wij gesticht. Wel zijn wij ook op onze hoede, omdat de auteur al in het eerste hoofdstuk in een terloopse opmerking blijk geeft van een teleurstellende vooringenomenheid. Roland houdt ons voor dat de Regel van Benedictus geen blinde gehoorzaamheid vraagt, maar uitnodigt, perspectief opent en aanspoort om een eigentijds antwoord te geven op wat Schrift en traditie ons aanreiken. De Regel, schrijft hij, ‘mag nooit voor ons worden wat de Wet voor de Joden was geworden.’ Een sneer naar de Joodse omgang met de Wet, een vooroordeel dat verraadt dat de auteur de hoogte en diepte van Simchat Tora niet heeft gepeild en, bijvoorbeeld, nooit Abraham Joshua Heschel heeft gelezen.
In het boek Stervelingen van Fokke Obbema (2023), een verzameling boeiende gesprekken rond het thema van de sterfelijkheid, laat rabbijn Marianne van Praag zich naar aanleiding van het begrip ‘God’ ontvallen: ‘Bij dat woord had ik erg last van het christelijke beeld van een man op een wolk. Dat had ik geïnternaliseerd, ook al ben ik in nog zo’n Joods gezin geboren.’ Een ingrijpende ervaring tijdens de synagogale dienst op Grote Verzoendag hielp haar aan een nieuw Godsbeeld; daarmee kon ze ‘het christelijke beeld van God vervangen.’ Het door haar geschetste zogenaamde christelijke Godsbeeld is mij als christen echter volkomen vreemd. Zeker, achterlijkheid bestaat in elke religie, maar gelukkig overal toch ook het besef dat ‘het goddelijke te groot is om je er een voorstelling van te maken.’
Soms flappen we het er zomaar uit: voorgeprogrammeerde denkbeelden, die te maken hebben met onze eigen lastige geschiedenis maar de ander in de verste verte geen recht doen.
We bevinden ons in de tijd van de Advent. In de gebeden van de vroege kerk proeven we voortdurend Gods pietas: aandachtig en liefdevol is God uit op verbinding. Van Godswege is er die welwillendheid, is er een en al opening: ‘God zoekt de mens’ (Heschel). Nu wij nog.
Hoe zal ik jou ontvangen? — als een die komt in de naam van de Heer.
Henk Gols
afbeelding: Ontmoeting van Maria en Elisabeth, altaar-antipendium Catalonië, 13e eeuw